SKOPJE - Op de Balkan staan oude vijanden ineens schouder aan schouder. De Albanese rebellen waren twee jaar geleden, toen de crisis in Kosovo losbarstte, nog de bondgenoten van de NAVO tegen Servië. Nu wil geen mens meer met hen praten. Ze worden gezien als het grootste obstakel voor stabiliteit en vooruitgang op de Balkan.

|
Een Servische politieagent controleert de grens van de buffer-zone. (Foto: EPA)
|
Het nieuwe Servië, Macedonië en de NAVO hebben een verbond gesmeed om voorgoed met de rebellen af te rekenen. Voor de opstandelingen, die nu zelfs in het jargon van Brussel 'terroristen' heten, lijkt het einde in zicht.
Kroatië en Macedonië zijn al een eind op weg in hun toenadering tot de Europese Unie. Servië staat te popelen. Daarin passen geen bewegingen die streven naar verdere etnische verbrokkeling van voormalig Joegoslavië.
"De boodschap is duidelijk. We tolereren geen wapengekletter meer. Ook op de Balkan moeten geschillen worden uitgepraat, niet worden uitgevochten", typeert een westerse diplomaat het tot een jaar geleden nog ondenkbare, vooral morele front tegen de separatisten.
Gelijk
Natuurlijk eist dat van de steeds meer tegen Europa aanschurkende Balkan ook een breuk met oude denkpatronen, zoals nationalistische tendensen. Minderheden dienen gelijke rechten, gelijke kansen, gelijke behandeling te krijgen. Met minder kan geen genoegen worden genomen. Daarvan, constateert Brussel, zijn Skopje en Belgrado zich in toenemende mate bewust.
Alleen een minderheid onder de Albanese minderheden in Servië en Macedonië weigert die magische grens over te steken. In die kring wordt gemeend dat rechten alleen met een geweer zijn af te dwingen.
De NAVO kwam in 1999 het Albanese Nationale Bevrijdingsleger (UCK) in Kosovo te hulp in de strijd tegen de toenmalige Joegoslavisch dictator Milosevic. Dat Kosovaarse UCK is inmiddels een 'keurige' politieke partij.
Maar een Macedonische groep, die dezelfde naam hanteert, heeft Macedonië in vuur en vlam gezet tot daar, onder druk van de Europese Unie, afgelopen weekeinde een regering van nationale eenheid werd gevormd om de tweederangs Albanese burgers te promoveren tot het niveau van hun Slavische landgenoten.
Wapens
In de Presevo-vallei, waar de Albanese minderheid in Servië woont, heeft een groep onder de naam UCPMB de wapenen opgenomen. Alom nemen NAVO, Servië en Macedonië aan dat deze groepen zijn voortgekomen uit het Kosovaarse UCK en via Kosovo steun krijgen uit de Albanese diaspora.
Inmiddels zijn de rebellen teruggedrongen in een klein grensgebiedje tussen Kosovo, Servië en Macedonië. De NAVO heeft het vuile werk laten opknappen door de legers van Servië en Macedonië, en heeft als enige bijdrage zelf de grens steeds beter bewaakt. Sinds februari mocht het Servische leger stukje bij beetje terugkeren in de bufferzone die rondom Kosovo op Servisch en Montenegrijns grondgebied was ingesteld.
Op 24 mei mag Servië de laatste sector van de bufferzone inlijven. En precies daar bevinden zich de meeste rebellen. Zelfs Albanese leiders in Presevo zijn "aangenaam" verrast over de efficiëntie van het Servische leger, dat immers de naam had dorpen volledig te verwoesten en burgers vooral niet te sparen.
Dergelijke excessen zijn uitgebleven, zoals bij het dorp Oraovica. Daar werden met westerse waarnemers ter plaatse de rebellen verdreven zonder dat daarbij burgers het slachtoffer werden. |