JAKARTA - Donorlanden dreigden gisteren een lening van 4,8 miljard dollar aan Indonesië op te houden wanneer Jakarta geen voortgang maakt in de rechtszaak tegen de zes verdachten van de moord op drie VN-medewerkers op West-Timor, in september jongstleden.
Tegelijkertijd kondigde president Abdurrahman Wahid elders in de Indonesische hoofdstad de oprichting aan van een speciaal hof, dat de schuldigen aan het geweld na het referendum op Oost-Timor moet berechten.
Een woordvoerder van de president ontkende dat er verband bestaat tussen beide zaken. "Puur toeval", zei hij. Verdachten, onder wie enkele generaals en andere hoge militairen, hebben tot dusver kans gezien aan hun berechting te ontsnappen, meer en minder serieuze pogingen van de procureur-generaal hen ter verantwoording te roepen ten spijt.
Nadat een meerderheid van de Oost-Timorese bevolking zich op 30 augustus 1999 voor losmaking van Indonesië had uitgesproken, ontketenden door leger en politie opgerichte en uitgeruste pro-Jakarta milities golven van geweld in de voormalige Portugese kolonie ten oosten van Bali.
Honderden mensen vonden daarbij de dood, hele dorpen werden door brandstichters met de grond gelijkgemaakt en zo'n 300.000 Oost-Timorezen werden van huis en haard verdreven en naar het Indonesische West-Timor gejaagd.
Het ad hoc hof dat president Wahid voor ogen heeft, zal zich niet alleen met schendingen van mensenrechten op Oost-Timor bezighouden. Ook militairen die betrokken waren bij een bloedbad dat in 1984 onder moslimdemonstranten in Jakarta's haven Tanjung Priok werd aangericht, zullen zich voor dit hof moeten verantwoorden. Onder de toenmalige president Soeharto was deze affaire in de doofpot verdwenen.