DEN HAAG - Alle werknemers in ons land moeten pensioen kunnen opbouwen. Hier moeten werkgevers in elke arbeidsovereenkomst expliciete afspraken over maken. Dat staat in een unaniem conceptadvies van de Sociaal-Economische Raad (SER) aan het kabinet over de Pensioenwet.
Met het advies geven werkgevers, vakbeweging en kroonleden een duidelijk signaal af aan de politiek dat wetgeving op dit terrein uit den boze is. Vooral de werkgevers koesteren hun onderhandelingsvrijheid. Omdat het SER-advies niets zegt over de pensioenhoogte hebben zij ingestemd met de pensioenplicht.
Regeringspartijen PvdA en D66 hebben serieuze plannen pensioensparen voor iedereen vanaf 18 jaar wettelijk te verplichten. Tevens zou er jaarlijks een inflatiecorrectie moeten plaatsvinden in verband met koopkrachtbehoud.
De SER bestrijdt, zoals PvdA en D66 beweren, dat 9% van alle werknemers geen pensioen opbouwt. Dat komt omdat veel mensen pas vanaf hun 25e levensjaar beginnen met de opbouw van een pensioen of helemaal geen regeling kennen. Dit percentage ligt echter lager, aldus de SER, ergens tussen 2 en 9%, afhankelijk van de sector.
De sociale partners zouden dan ook per sector de noodzaak moeten bepalen de toetredingsleeftijd te verlagen. Dat dit onafwendbaar is, erkennen de sociale partners unaniem. Als adviesleeftijd waarop pensioensparen kan beginnen, hanteren zij de leeftijdsgrens van 20 jaar. Verder worden kleine bedrijven zonder pensioenregeling opgeroepen snel iets aan die situatie te veranderen.
De SER benadrukt verder dat werkgevers, bijvoorbeeld in de horeca, de mogelijkheid moeten behouden uitzonderingen te maken voor groepen werknemers die maar korte tijd bij hen werken. Als acceptabele grens wordt een werkperiode van ongeveer een halfjaar gehanteerd. Het gaat hierbij vooral om vakantiekrachten en studenten.