NEVELE - Op weg naar het kapelletje midden in de Vlaamse velden neemt kleinzoon Jo liefdevol Moeder Gusta aan zijn arm. In de dagen voorafgaande aan de heilige Ronde moet er immers een kaarsje worden opgestoken. "Bidden om niet te vallen en voor geluk in de koers", zegt Jo. Dat werd ook gedaan in de jaren dat de nonkels Walter en Eddy Vlaanderens Mooiste wonnen. Nu moet Jo, telg van een nieuwe generatie, het altaar van de hoogmis betreden.
De kachel bij Moeder Gusta, inmiddels al 84 jaar, is onveranderlijk het verzamelpunt van de familie. Het is er nog steeds een zoete inval. Wie één dag niet op de koffie komt, wordt boos aangekeken. Ook in de aanloop naar de Ronde van Vlaanderen moet iedereen met moeders over de koers klappen. Alleen Eddy, altijd enigszins het buitenbeentje van de familie, ontbreekt op het appèl. Hij zit als bekende Belg opgesloten in het Big Brother-huis en kan niet mee pronostikeren over dé koers van de Planckaerts.
Niets lijkt meer op de armoedige sfeer die er in 1965 op dezelfde plaats heerste. Vader Gaston had net het oeverke gekocht en daarop een klein boerderijtje met een ondergedoken café gebouwd. Voor iedere koers verzamelden tientallen supporters zich hier om een pint te pakken. De jonge nazaten hadden meteen de microbe te pakken. Hoewel de oudste zoon Willy al aantoonde dat hij rap was op zijn vélo begon het succes van de familie pas na een tragisch auto-ongeluk in de zomer van 1964. Bijna een jaar later overleed Vader Gaston op 47-jarige leeftijd aan de verwondingen van dat ongeval.
Aan de tafel worden de ogen van Moeder Gusta weer vochtig wanneer ze terugdenkt aan die tijd. "Mijnheer, we hebben echt diep in de put gezeten", zegt ze met een zachte stem. "Waarschijnlijk hebben mijn zoons uit die moeilijke periode extra kracht geput. Sinds die tijd is voor hun één franc zeker vijf franc waard. Daarom bewonder ik mijn kinderen ook zo. Het zijn schone zonen. Geen dronkaards, geen bandieten."

|
Moeder Gusta steekt met neef Jo (links) en zoon Willy weer eens een kaars op voor de Ronde van Vlaanderen, de hoogmis van de Vlaamse wielersport. (Foto: MATTY VAN WIJNBERGEN)
|
Aan de andere zijde knikt Willy instemmend. "Moeder Gusta heeft veel zwarte sneeuw gezien. Vader zat eerder in de oorlog al achttien maanden in het 'gevang' en na het ongeluk zat moeder ook nog eens zes maanden in de kliniek. Ze heeft sinds dat incident nooit meer goed kunnen lopen. Ook de rest van de familie belandde dat jaar in het ziekenhuis. Eddy en onze jongste zuster zaten ook in de auto. Walter reed dat jaar in een koers tegen een ijskar, onze oudste zuster viel uit de pruimenboom en brak haar schouder, terwijl ik in een kopgroep door een camion werd aangereden. Al die ongelukken gebeurden overigens op het grondgebied van Kruishoutem."
Walter: "En hou er rekening mee dat je de kliniek in die tijd zelf moest betalen. De laatste maanden van onze vader waren een lijdensweg. Van 90 kilogram vermagerde hij tot 38. Hij had een ontsteking waardoor hij iedere week nieuw bloed moest krijgen. Dat kostte veel geld. Daar heeft Willy voor gefietst. We waren in die periode echt arm. Vrienden en bekenden moesten ons financieel bijstaan."
Willy: "Toen vader wegviel, was er inderdaad geen inkomen. Juist in dat jaar, op mijn 21e, won ik de groene trui in de Tour de France. Ik kon veel geld pakken en reed daarna meteen 46 criteriums. Ik kreeg een startgeld van 15.000 franc per criterium, terwijl ik enkele maanden daarvoor nog 18 franc per uur verdiende als rijwielhersteller. Dat geld had de familie nodig, want er moest brood op de plank komen. Die inspanningen hebben me achteraf mijn carrière gekost. Eigenlijk had ik al voor de bergen in de Tour moeten afstappen, maar ik koerste meer dan zeventig dagen achter elkaar. In die periode hebben de sportdirecteurs me uitgewrongen als een dweil. Door al die inspanningen kreeg ik geelzucht. Daarna heb ik nog maar op 75 procent van mijn kunnen gepresteerd. Daarom was ik niet sterk genoeg voor de Ronde van Vlaanderen."
Ondanks de problemen hebben de Planckaerts inmiddels al bijna vierhonderd wedstrijden bij de profs gewonnen. Geen enkel ander geslacht was ooit zo succesvol in de wielersport. In Oost-Vlaanderen wordt dan ook gesproken over het specifieke Planckaert-gen.
Moeder Gusta: "Ik verstoa het ook niet Mijnheer. Het moet de kruising zijn geweest. Het bloed van de Planckaerts met het bloed van de Ghyselincks moet een perfecte combinatie zijn. Ik zou niet weten waar het anders vandaan komt. Mijn man Gaston kon immers niet koersen. Hij heeft het geprobeerd en eindigde één keer als derde, maar aan die koers deden maar drie coureurs mee. En ik kom uit de boerenstand. Sterke mensen, maar wielrennen was een volkssport. Niets voor mensen met een serieuze boerenhof."
Walter: "Ik zou ook niet weten waarom wij allemaal zulke goede wielrenners zijn. Ik denk dat het inderdaad een goede bestuiving is geweest. We hebben echt veel talent meegekregen. Maar ook de problemen hebben ons gesterkt. Juist omdat we ellende hebben gekend, wisten we dat we hard moesten werken om iets te bereiken. We zijn een ras met karakter. Op de training was ik vroeger altijd een beul. Niemand hield het vol om een week met mij mee te gaan. Na drie dagen waren ze helemaal kapot."
Walter: "We hebben niet alleen karakter, maar zijn ook beresterk. Nog nooit in mijn leven heb ik armpje drukken verloren. Ik herinner me nog dat Eddy een nieuwe Ford Granada had gekocht. Ik wilde hem pesten en zei dat ik die auto in mijn eentje kon tegenhouden. Ik ging voor de auto staan, terwijl Eddy vol gas gaf. De wagen kwam geen centimeter vooruit! En zo heb ik voor de gein ook wel eens op een bouwwerf een kogel van vierhonderd kilogram opgetild. Achteraf allemaal domme dingen, want ik heb er mijn rug mee geforceerd."
Als een blok staan de Planckaerts achter elkaar. Dat bleek vorige week weer toen Patrick Lefevere na het duw-en-trekwerk tussen Romans Vainsteins en Jo in de sprint van Milaan-Sanremo met minachting over 'dat ras van Nevele' sprak. Moeder Gusta, al enkele jaren een hartpatiënte, was zo ontdaan dat ze zich twee dagen onwel voelde en naar de dokter moest.
Walter: "Nee, ze mogen niemand op de tenen trappen. We hebben allemaal heel lang thuis gewoond. Zo heb ik me over Eddy ontfermd en ben een vervangende vader voor hem geweest."
Jo: "De onderlinge band is prachtig. We trekken ons echt aan elkaar op. Met de mannen van de familie gaan we in de winter steeds op bedevaart naar Oostakker. Een dertig kilometer lopen, boete doen. 's Morgens om zes uur vertrekken we en zonder te zeveren en te lachen stappen we goed door. Dan bidden we voor een goed koersjaar. Zelf ga ik voor een belangrijke koers nog een kaars opsteken in de grot in Bachte-Marialeerne. Ook deze week voor Vlaanderen. Al steek ik nu maar eens twee kaarsjes op."
Jo: "De Ronde van Vlaanderen is de hoogdag van het wielrennen. Voor een Vlaming kan daar niks tegenop. Die sfeer, die ambiance. Niets is vergelijkbaar. Als ik die wedstrijd ooit kan winnen, dan blijven de Planckaerts regeren. Dan kan ik de traditie van de familie in ere houden."
Toch kan er nog een kink in de kabel komen. Walter is immers ploegleider van Lotto-Adecco. Dé te kloppen ploeg zondag, waar superfavoriet Andrei Tchmile onder contract staat. Hij kan Jo's en daarmee de droom van de hele familie dwarsbomen.
Jo: "Aan de buitenwereld zal Walter zeggen dat hij voor Tchmile is, maar in zijn hart is hij een supporter van mij. Dat weet ik zeker. Walter is immers mijn peetoom. Ik heb niet voor niets ieder jaar een nieuwjaarsbrief voor hem voorgelezen."
Walter (grinnikend): "Het liefst zie ik inderdaad Tchmile winnen. Maar als Jo de beste is, ben ik daar heel gelukkig mee. Al zou het ook jammer zijn dat we die 'kleine' op de familiefeesten niet meer kunnen pesten omdat hij nog geen grote koers heeft gewonnen."