MOSKOU - De uitlevering door Washington aan Zwitserland van de van verduistering en geldwitwasserij verdachte oud-Kremlintopman Pavel Borodin heeft gisteren in Rusland geleid tot uitingen van anti-Amerikanisme die het land sinds het begin van de NAVO-bombardementen op Kosovo, nu bijna twee jaar geleden, niet meer heeft gekend.
De 54-jarige Borodin werd eind januari, op weg naar de inauguratieplechtigheid van president George Bush, door justitie op het vliegveld Kennedy Airport in New York in de kraag gevat, nadat Zwitserland via Interpol een internationaal opsporingsbevel tegen hem had uitgevaardigd. Borodin wordt ervan verdacht ruim 50 miljoen gulden aan steekpenningen te hebben aangenomen van de Zwitserse bouwfirma Mabetex, in ruil voor lucratieve bouwcontracten van de Russische overheid.
Sindsdien zit de Rus in een cel in Brooklyn, in afwachting van uitlevering aan Zwitserland, die vermoedelijk nu binnen een week zal plaatsvinden. Borodin behoorde tot de 'Jeltsin-familie' en is nu secretaris van de commissie die hoopt te komen tot een federatie tussen Rusland en Wit-Rusland. Uitgerekend gisteren werd door de Russische president Vladimir Poetin en zijn Wit-Russische ambtgenoot, Aleksandr Loekasjenko, op het Kremlin het lustrum herdacht van de ondertekening van het verdrag dat uiteindelijk tot een bondsstaat tussen Moskou en Minsk moet leiden. Tot dusver is deze nog zeer ver weg.
Niet zozeer de uitlevering zelf (gisteren verklaarde Borodin dat hij berechting door de Zwitsers prefereerde boven het nog langer verblijven in een Amerikaanse cel) alswel de arrogantie van de Verenigde Staten was aanleiding tot furieuze protesten. Voor de Amerikaanse ambassade in Moskou verbrandden jongeren de Amerikaanse vlag. "Het is een schande dat Washington Borodins diplomatieke status en immuniteit niet erkent", zei één van de organisatoren. Tegelijkertijd arriveerde in Moskou een trein vanuit de Siberische stad Irkoetsk met 20.000 handtekeningen van 'gewone burgers' die Borodins directe vrijlating eisten.