James Bond mix van echte topspionnen
door Jan Nijdam
Deze dagen draait alweer de achttiende James-Bondfilm, Tomorrow Never Dies, met voor de tweede maal Pierce Brosnan in de rol van James Bond. Deze super-geheim
agent, die alweer bijna een halve eeuw bestaat, is niet helemaal een fantasiefiguur.
Zijn geestelijke vader, Ian Fleming (zelf geheim agent), baseerde hem op
bestaande spionnen als Popov, Reilly, MacLean, Creighton, Stephenson en,
onbewust, zichzelf. Weekeinde belicht hun soms ongelooflijke avonturen.
Popov
Het is augustus 1941 en de Tweede Wereldoorlog woedt in alle hevigheid.
In de mondaine Portugese badplaats Estoril is daarvan echter op het eerste
gezicht weinig te merken. Zonaanbidders verpozen zich op de stranden en
's avonds in de talloze restaurants. In de casino's vinden de fiches bij
het goklustige publiek gretig aftrek.
Geheim agent en auteur Ian Fleming.
Maar de schijn bedriegt. Voor de meesten is het verblijf in Estoril niet
meer dan een adempauze. Ze zijn op de vlucht voor de nazi-terreur in het
neutrale Portugal beland. In afwachting van verder vervoer naar veiliger
oorden. Die neutraliteit had Portugal evenwel ook tot een geliefd operatieterrein
van geheime diensten van de oorlogsvoerenden gemaakt. Agenten van velerlei
pluimage maken elkaar er het leven zuur en bereiden acties in vijandelijk
gebied voor. Een van hen is de dubbelspion Dusko Popov, die op een zomeravond
in 1941 het casino van hotel Palacio betreedt. Bij binnenkomst ziet de Joegoslaaf
vanuit zijn ooghoeken dat hij in de gaten wordt gehouden. Hij is niet verbaasd,
want zijn jaszakken puilen uit van de bankbiljetten. Al met al zo'n 20.000
Engelse ponden. Een voor die tijd enorm bedrag dat hij de volgende dag bij
MI6, een Engelse spionagedienst, moet afleveren. En blijkbaar zijn ze er
daar niet voor de volle 100% zeker van dat hij dat ook zal doen.
Popov besluit zijn bespieder een lesje te leren en zet zich aan de baccarattafel.
De man die de bank houdt is een Litouwer, een bluffer, die geen limiet stelt
aan de inzet. Het gaat in tegen de huisregels, maar wordt door het casino
oogluikend toegestaan. Popov haalt het grootste deel van het geld uit zijn
zakken en deponeert dit op de speeltafel. Het wordt doodstil in de zaal
en Popov ziet geamuseerd dat zijn schaduw misselijk van ellende het tafereel
aanschouwt. De Litouwer zit nerveus op zijn stoel te draaien. Kennelijk
gaat de inzet zijn financiële draagkracht te boven. Popov informeert of
het casino voor de kredietwaardigheid van de man instaat. "Het casino garandeert
nooit de inzet van een der spelers, meneer", antwoordt de chef-croupier
geheel naar Popovs verwachting. De Joegoslaaf veegt zijn geld bijeen en
beent boos weg. De Engelsman heeft door dat er een spelletje met hem gespeeld
is. Maar er speelt alweer een glimlach op zijn lippen als hij de Joegoslaaf
nakijkt.
Sean Connery, volgens velen de enige 'echte' met Ursula Andress in 'Dr.
No'
De man die hier angstige momenten doormaakte, was Ian Fleming, een Engelse
geheim agent en later auteur van de James Bond-verhalen. In 1953 zal hij
deze scène verwerken in zijn boek Casino Royale, het eerste in een serie waarin James Bond, alias 007, de hoofdrol speelt.
Reilly
Maar deze Popov was niet de enige spion die model stond voor James Bond.
Een andere is Sidney Reilly, een Russische wapenhandelaar wiens echte naam
Sigmund Rosenblum was. Zijn avonturen werden beschreven in de succesvolle
tv-serie Reilly: Ace of Spies, die ook in ons land een groot succes was en nog onlangs is herhaald. Reilly
was gek op vrouwen, een avonturier en een gokker en leidde een kleurrijk
leven. Een echte James Bond dus. In 1917 werd hij na de communistische machtsovername
door de Secret Intelligence Service, de Britse geheime dienst, naar Moskou gedirigeerd. Zijn taak was het opzetten
van netwerken van agenten die door ondermijnende activiteiten de communistische
dreiging in de kiem moesten smoren. In 1925 viel het doek voor hem. Reilly
werd door de Russische geheime dienst Tsjeka gearresteerd en geëxecuteerd.
MacLean
Een naam die bij het noemen van James Bond nooit ontbreekt, is die van Fitzroy
MacLean, een Schotse diplomaat en militair die een groot deel van de oorlog
in Joegoslavië doorbracht, waar hij op last van Churchill het verzet tegen
de Duitse bezettingstroepen moest organiseren. Dat verzet bestond uit de
communisten onder Tito en de koningsgezinden. Een onderlinge strijd dreigde,
wat de Duitsers uiteraard in de kaart speelde. MacLeans opdracht was simpel:
uitzoeken wie de meeste Duitsers om zeep hielp en nagaan hoe de Britten
hen daarbij konden helpen.
Roger Moore en Barbara Bach in 'The spy who loved me'
In 1941 sloot MacLean zich aan bij de befaamde Britse elite-eenheid SAS (Special Air Service), die was belast met operaties achter de vijandelijke
linies. Op een van die missies in de Noord-Afrikaanse woestijn werd hij
bij een Italiaanse controlepost aangehouden. Onmiddellijk maakte hij zich
bekend als Italiaanse stafofficier en eiste in vloeiend Italiaans de wachtcommandant
te spreken. Waarom er zo miserabel werd gecontroleerd, kreeg deze voor de
voeten geworpen. Hij was die nacht pas één keer gecontroleerd. Hij had wel
een Britse saboteur kunnen zijn, voegde MacLeans er als klap op de vuurpijl
aan toe. De wachtcommandant werd bij ieder woord kleiner en kneep uiteindelijk
zijn handen dicht toen MacLean beloofde er geen werk van te zullen maken.
Opgelucht zwaaide hij de vrachtwagen van de Schot na, die van onderen tot
boven met explosieven was volgestouwd. Op weg naar de Italiaanse munitiedepots.
Creighton
Vorig jaar verscheen de Nederlandse vertaling van een boek dat in Engeland
al heel wat stof had doen opwaaien. In Operatie JB. Het laatste grote geheim van WO II beschrijft de oud-agent van de Engelse geheime dienst Christopher Creighton
een aantal operaties die in de laatste dagen van de Tweede Wereldoorlog
uitgevoerd zouden zijn. Acties met een hoog 007-gehalte.
In ons land werd het boek voorpaginanieuws, omdat de schrijver beweerde
in 1941 de Nederlandse duikboot K-XVII te hebben opgeblazen, waarbij het
schip met man en muis zou zijn vergaan. De Nederlandse marine liet toen
weten dat het schip zich op dat moment heel ergens anders bevond dan waar
Creighton aangaf.
Even fantasievol lijkt zijn verhaal over Operatie JB, een ultra-geheim project
onder leiding van Ian Fleming. Hij, Creighton, en een groep getrainde mariniers
moesten zich in de laatste weken van de oorlog naar het hol van de leeuw
begeven. In het brandende Berlijn zouden ze Martin Bormann, Hitlers privé-secretaris,
hebben ontvoerd en overgebracht naar Engeland.
Het gros van de historici bestempelt dit als grote onzin. Dat neemt niet
weg dat Christopher Creightons verhalen grote indruk maakten op Ian Fleming.
In een brief aan Creighton schrijft hij: "Zonder enige twijfel zijn jij
en jouw operatie mijn geheime inspiratie geweest."
Stephenson
In de vroege ochtend van de zevende december 1941 bombardeerden Japanse
vliegtuigen de Amerikaanse marinebasis Pearl Harbor. Een kerkhof van uitgebrande
vliegtuigen en marineschepen was alles wat restte. Van de ene op de andere
dag waren de Verenigde Staten partij in de titanenstrijd die wereldwijd
woedde en kwam hun enorme industriële en militaire potentieel ten goede
aan de geallieerde zaak.
Timothy Dalton als 007 in 'License to kill'
Amerika's neutrale houding tot dan toe had alles te maken met de kater na
de vorige wereldoorlog. Amerikaanse troepen waren in het laatste oorlogsjaar
de Engelsen en Fransen te hulp geschoten en hadden de overwinning op Duitsland
geforceerd. Maar de tienduizenden Amerikaanse doden die dit gekost had,
hadden het land kopschuw gemaakt zich nogmaals met Europa te bemoeien. En
men trok zich terug in een genoegzaam isolationisme. De Europeanen moesten
nu maar hun eigen boontjes doppen, zo was het algemeen gevoelen.
Toch was er onder de politici een onderstroom die in 1940 het belaagde Engeland
met raad en daad terzijde wilde staan. Onder hen Franklin D. Roosevelt,
de populaire president, die vanaf het begin van de oorlog in contact stond
met Winston Churchill, toen nog de Engelse minister van Marine, contacten
die veiligheidshalve niet aan de grote klok werden gehangen.
De man die voor Churchill bij de Amerikanen de kastanjes uit het vuur moest
halen was William Bill Stephenson, een Canadees met ervaring in het werk van geheime diensten
en daarnaast een geslaagd zakenman. Stephenson bleek in de VS de juiste
persoon op de juiste plaats. Hij zette een netwerk van Britse inlichtingendiensten
op, de British Security Coordination (BSC). In Canada werd een trainingskamp voor subversieve activiteiten ingericht,
waar ook Fleming trainingen gevolgd heeft. Zo werd hem onder meer bijgebracht
hoe je met een kleefmijn een schip tot zinken brengt.
De 44-jarige, in Ierland geboren Pierce Brosnan, in actie bij zijn tweede
optreden als James Bond in 'Tomorrow never dies'.
Little Bill, zoals Stephensons bijnaam luidde, had niet enkel de leiding over de BSC,
indien nodig ging hij zelf het vuile werk niet uit de weg. Fleming maakt
melding van een verhaal dat hij van J. Edgar Hoover, hoofd van de FBI hoorde.
Stephenson was erachter gekomen dat een Britse zeeman in New York informatie
over de vertrektijden van Britse schepen aan nazi-spionnen verkocht. De
FBI kon niets uitrichten vanwege de Amerikaanse neutraliteit. Een FBI-agent
die dit moeilijk kon verkroppen, voegde Stephenson toe: "Iemand zou die
rotzak van een verrader een doodklap moeten geven." Bill maakte een veelbetekenende
handbeweging en zei: "Dat heb ik al gedaan." De FBI-er dacht aan een grap.
Totdat de man dood werd gevonden in de kelder van een flatgebouw. Fleming
had alle begrip voor deze aanpak. Sterker nog. Hij gaf zijn papieren held
diens 00-classificatie, ofwel zijn license to kill - een volmacht te doden. Dat hij daarbij geïnspireerd werd door de dadendrang
van Stephenson, is welhaast zeker.
Reilly, MacLean, Creighton, Stephenson en Popov. Vijf spionnen die de bouwstenen
leverden voor het monument dat James Bond is en Fleming was de man die als
schrijver het cement ertussen aanbracht. Maar Ian Fleming zèlf moet ook
genoemd worden. Want Fleming mocht dan over een enorme fantasie beschikken,
niet alles is daaraan ontsproten. Zo putte hij een groot deel uit zijn eigen
ervaring, die hij opdeed toen hij zelf tijdens de Tweede Wereldoorlog verbindingsofficier
was bij de inlichtingendienst van de marine. In die functie was hij betrokken
bij aan groot aantal geheime operaties van deze dienst. Hij zal, al dan
niet bewust, iets van zijn karakter in Bond overgebracht hebben. Zo was
hij op z'n vijftiende al gefascineerd door geld, snelle auto's en vrouwen,
interesses die een vast onderdeel vormen van ieder Bond-verhaal. Neem bijvoorbeeld
zijn houding tegenover vrouwen, die hij als wegwerpartikel behandelde. De
sport was ze te versieren, maar als het nieuwtje eraf was, ze zo snel mogelijk
weer te dumpen. Ook Bonds amoureuze avonturen hebben nimmer een duurzaam
karakter. Fleming bleef tot zijn dood een onvolwassen playboy, wiens neus
niet verder reikte dan de golfbaan en het casino.
Publicatie 10 januari 1998
|