HOOFDDORP - Ondernemingen dreigen onverkoopbaar te worden als gevolg van naderende nieuwe wetgeving die de koper verplicht de pensioenlasten voor het personeel geheel over te nemen. Bij een te verkopen bedrijf van 30 tot 50 werknemers kunnen de totale extra pensioenkosten voor de koper al in de miljoenen guldens gaan lopen. Daardoor wordt de overgang zó duur, dat de koper zal afhaken.
|
Jan Jaap Rensink
|
Deze waarschuwing komt van de werkgeversorganisaties VNO-NCW en AWVN. "Zo'n situatie kan zelfs leiden tot sluiting van een bedrijf, terwijl dat helemaal niet nodig is", zegt Jan Jaap Rensink, pensioendeskundige van VNO-NCW en de aan haar gelieerde Algemene Werkgeversvereniging Nederland.
Het kabinet en de Tweede Kamer staan op het punt de wetgeving voor de overgang van een onderneming aan te scherpen. Met een overgang wordt niet de verkoop van aandelen bedoeld, maar van bedrijfsactiviteiten, bijvoorbeeld wanneer bepaalde diensten worden uitbesteed (outsourcing), zoals transport. De wetgeving heeft ook betrekking op de verkoop van een fabriek, zoals in gevallen waarin een vennootschap in een productielijn van een emballage-onderdeel af wil. Dit soort verkopen is, gezien de specialisatiedrift en het streven naar meer efficiëntie in het bedrijfsleven, tegenwoordig schering en inslag.
De nieuwe wetgeving, die de steun heeft van de vakbeweging, is bedoeld om meer waarborgen te scheppen voor de werknemers die bij de overdracht van de ene naar de andere eigenaar overstappen. Een belangrijk onderdeel hiervan is de pensioenoverdracht. Nu al is wettelijk geregeld dat de werknemers hun baan en arbeidsvoorwaarden behouden. Het pensioen is hiervan uitgezonderd: dat wordt voor elke afzonderlijke situatie uitonderhandeld door werkgevers en vakbonden.
Rensink benadrukt dat de werkgevers warm voorstander zijn van het behoud van pensioenopbouw voor het personeel bij de overdracht van ondernemingen. Kabinet en Kamer willen echter, ingegeven door een Europese richtlijn, een forse stap verder gaan door de koper te verplichten de volledige pensioenlasten over te nemen. Deze bestaan niet alleen uit het recht van werknemers een pensioen op te bouwen, maar ook uit de 'backservice'. Dat zijn de pensioenaanspraken die in het verleden zijn opgebouwd.
Daarnaast bestaat er een risico dat het bedrag dat het pensioenfonds van de oude werkgever overdraagt aan de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever, niet voldoende is om alle aanspraken voor de oudedagvoorziening van de werknemers te financieren. Dit betekent volgens Rensink dat de nieuwe eigenaar fors moet bijbetalen. "Bovendien kunnen werknemers plotseling met een veel hogere pensioenpremie worden geconfronteerd", aldus Rensink.
"Al met al wordt het bedrijf dat wordt verkocht, een stuk minder aantrekkelijk voor een eventuele koper en in elk geval heel wat minder waard voor de verkoper", vervolgt Rensink.
"Door de nieuwe wetgeving is maatwerk straks niet meer mogelijk. En maatwerk is broodnodig bij een pensioenoverdracht, waaraan nu eenmaal zeer veel juridische, verzekeringstechnische en financiële aspecten kleven. Per situatie moet door de sociale partners worden bekeken wat de ruimte is om het pensioen elders onder te brengen. In veruit de meeste gevallen slagen deze operaties. Uiteraard wordt er dan naar gestreefd zo veel mogelijk pensioenaanspraken te behouden. Als dit niet geheel mogelijk is, doet dat misschien wel pijn, maar van een echte pensioenbreuk is vrijwel nooit sprake."
De vakbeweging vindt echter dat de pensioenen bij de overgang van de ene naar de andere eigenaar te vaak "voor de poorten van de hel" moeten worden weggesleept en stelt dat wetgeving, ook in Europees verband, bepaald geen overbodige luxe is.
Volgens Rensink biedt de Europese richtlijn wel degelijk ruimte om de pensioenoverdracht in handen te houden van de sociale partners. "Nederland vertaalt deze richtlijn in het extreme. De Nederlandse economie en arbeidsmarkt verliezen hierdoor veel flexibiliteit." VNO-NCW en AWVN menen dan ook dat de sociale partners hun onderhandelingsruimte rond de pensioenoverdracht moeten behouden. Rensink: "Dat is de beste garantie voor een gezonde doorstart van een bedrijf en daar is de werkgelegenheid mee gediend."