Het Telegraaf-iDe KrantNieuwsLinkSportLinkDFT.nlDigiNieuws
za 17 maart 2001  
---
Telegraaf-i
Voorpagina Telegraaf 
Binnenland 
Buitenland 
Telesport 
Financiële Telegraaf 
Archief 
ABONNEER MIJ 
---
Ga naar 
Auto's 
Reis & Vakantie 
Wonen 
Baan & Carrière 
Financieel actueel 
Show & Film 
Weerberichten 
Souvenirs 
---
Kopen 
Vraag & Aanbod 
Veiling 
Koopjesjager 
Winkelen 
---
Met Elkaar 
Live chatten 
Discussiëren 
Kaartje sturen 
E-mailen 
---
Mijn leven 
Horoscopen 
Psychologie 
---
Contact 
Adverteren 
Mail ons 
Over deze site 
Bij ons werken 
[terug]
 D E   T E L E G R A A F   B U I T E N L A N D 

 
Kaping nieuw wapen
in Tsjetsjeense strijd

door Pieter van der Sloot




MOSKOU - Het bloedige einde in de Saoedische stad Medina van de kaping van het Russische verkeersvliegtuig dat donderdag op de route van Istanboel naar Moskou was gekaapt door twee of drie Tsjetsjenen, heeft duidelijk gemaakt dat de 'bezetting' door Moskou van het Tsjetsjeense deel van Kaukasus in de toekomst nog veel levens zal gaan kosten.

Bij de bestorming van de Toepolev-154, waaruit eerder 45 van de 174 inzittenden wisten te ontsnappen of werden vrijgelaten, kwamen gisteren drie mensen om het leven, onder wie een stewardess, die door één van de kapers in de nek werd gestoken. Twee mannen één van de kapers en een Turkse passagier kwamen om door kogels.

De bevrijdingsactie, die de uitdrukkelijke toestemming had gekregen van president Vladimir Poetin, was binnen een paar minuten voorbij. Moskou heeft inmiddels de uitlevering gevraagd van de twee of drie kapers en een vliegtuig gestuurd om de in het Saoedische bedevaartsoord gestrande reizigers op te halen.

Anders dan bij de tragedie met de atoomonderzeeër Koersk vorig jaar augustus, toen Poetin vanaf zijn vakantieadres aan de Zwarte Zee vrijwel niets van zich liet horen, stelde hij zich dit keer vanuit zijn skioord in Siberië onmiddellijk aan het hoofd van een crisisteam.

Terwijl de regering van de zelfuitgeroepen republiek Itsjkeria (zoals de Tsjetsjenen hun land noemen) iedere officiële betrokkenheid bij de kaping ontkende, was het voor het Kremlin duidelijk: dit was het werk van Tsjetsjeense moslimrebellen, aldus de Russische vice-minister van Buitenlandse Zaken, Aleksandr Avdejev.

Minister

Maar een vertegenwoordigster van de afgescheiden Tsjetsjeense republiek in de Jordaanse hoofdstad Amman identificeerde de kapers als de voormalige Tsjetsjeense minister van Veiligheidszaken, Aslam Artsajev, en diens broer Soefian.

Volgens haar was de kaping geen terreur- maar een wanhoopsdaad om de aandacht van de wereld op de situatie in Tsjetsjenië te vestigen. Niet alleen sneuvelen er nog dagelijks zo'n twee à drie Russische soldaten in Tsjetsjenië, maar ook worden de mensenrechten er volgens de organisatie Human Rights Watch systematisch geschonden.

Nadat Tsjetsjeense moslimrebellen de onafhankelijkheid in Grozny hadden uitgeroepen, stuurde Moskou in 1994 voor het eerst troepen naar de opstandige Kaukasusrepubliek, wat het begin betekende van de eerste Tsjetsjeense oorlog die voor Moskou catastrofaal verliep.

Na een in de herfst van 1996 door de voormalige legergeneraal Aleksandr Lebed geforceerde vredesregeling begon Moskou, onder leiding van Poetin (toen nog premier) in 1999 de zogeheten 'tweede Tsjetsjeense veldtocht' na een serie bomaanslagen op flatgebouwen in Moskou, waarbij honderden mensen werden gedood. Deze schreef het Kremlin onmiddellijk toe aan de Tsjetsjenen, een feit dat evenwel nooit is bewezen.


za 17 maart 2001

 

[terug]
 
© 1996-2001 Dagblad De Telegraaf, Amsterdam. Alle rechten voorbehouden.