Opgave 2
Vraag 8
- Hogere overhead / constante kosten doordat men bv. van elkaars faciliteiten gebruik
kan maken.
- Op de constante kosten kan worden bespaard bijvoorbeeld door het benutten van elkaars
faciliteiten zodat er bij gelijke opbrengsten en variabele kosten per eenheid product
minder hoeft te worden afgezet om de constante kosten te dekken.
- Op de variabele kosten kan worden bespaard bijvoorbeeld door het beperken van
afhandelingskosten zodat er bij gelijke opbrengsten per eenheid product en gelijke totale
constante kosten minder hoeft te worden afgezet om de constante kosten te dekken.
Vraag 9
Punten : (85,48) (90,60) (95,76) en (100,100)
Vraag 10
- Kleine allianties zullen een hogere kostprijs hebben (vanwege schaalnadelen) en dus
minder ver kunnen meegaan in een prijzenoorlog / met grotere verliezen te maken krijgen.
- Kleine allianties kunnen minder gemakkelijk over financiële middelen beschikken (eigen
vermogen, hankkrediet, overheidssteun) om tijdelijke verliezen als gevolg van de lagere
prijzen op te vangen.
- Kleine clubs minder financiele reserves dus leggen eerder 't loodje bij prijzenslag. Ook
goed denk ik : grote clubs lagere GTK door schaalvoordelen , kunnen dieper zakken met
prijs zonder verlies te draaien.
Vraag 11
Oligopoly : elkaar met rust laten op prijzenvlak en andere concurrentie middelen
gebruiken.(het aantal markt partijen wordt minder)
Vraag 12
Kleine allianties pakken nu meer marktaandeel; de curve wordt minder bol. (richting
diagonaal)
Vraag 13
120/0,8 = 150 . Kosten bij B 25% hoger => 25% meer stoelen nodig op tot gelijke CK
per stoel te komen. Er moeten minimaal 151 stoelen worden geplaatst.
Vraag 14
Een aantal luchtvaartmaatschappijen kan verdwijnen. Als een alliantie overblijft, zal
deze zich als monopolist kunnen gaan gedragen => hogere prijzen. Of iets in de geest
van : minder keuzemogelijkheden.
Vorige - Volgende
|