Vraag 1

Loonkostenverlaging in guldens betekent relatief de grootste daling voor weinig-verdieners (in casu lager geschoolden).
Bij lagere loonkosten per uur horen, bij ongewijzigde a.p.t., lagere loonkosten per product. Het wordt nu reeds bij een lagere a.p.t. dan eerst rendabel om met arbeid te produceren. Minder substitutie van arbeid door kapitaal draagt hieraan tevens bij.

Vraag 2

Minder belasting betekent meer besteedbaar inkomen. De effectieve vraag stijgt, dit leidt tot meer productie en werkgelegenheid.

Vraag 3

Belastingkorting: 6 miljoen * 200 * 12 = 14,4 miljard
Extra opbrengstbelasting: 100.000 * 40.000 = 4 miljard
financieel offer is 10,4 miljard.

Vraag 4

Herscholing. Kwalificaties van het arbeidsaanbod beter trachten af te stemmen op het gevraagde.

Vraag 5

Tussen de opeenvolgende (kortere) contracten is men uiteraard ook werkloos. Dit zal dus meer en vaker voorkomen. Meer zoektijd !

Vraag 6

• Mensen worden bijvoorbeeld sneller aangenomen in een nieuwe baan, als het maar voor

korte duur is (werkgevers lopen minder risico).

• De zoektijd kan korter worden omdat werkgevers gemakkelijker mensen (tijdelijk) aannemen

zodat er meer (tijdelijke) banen beschikbaar komen.

Vraag 7

• Daling werkloosheid => hogere productie => angst voor bestedingsinflatie =>

opwaartse druk op de rente om dit in te dammen => investeringen duurde voor bedrijven, winstverwachtingen negatiever , daling koersen.

• Ook persoonlijke leningen duurder, minder consumptieve kredieten, lagere afzet

verwachtingen e. d. drukte de koerzen.

• Ook is m.i. goed als je stelt dat door hogere R (kapitaal) obligaties winnen aan

populariteit ten koste van aandelen.

Volgende