&referer=" WIDTH="0" HEIGHT="0" BORDER="0" ALIGN="LEFT" ALT="">



Tijdsbeeld: een eeuw Nederland

door EMILE BODE

De meeste Nederlanders gingen op zondagavond 31 december 1899 op tijd naar bed, want de volgende ochtend zou het weer vroeg dag worden.

Vuurwerk op oudjaarsdag was iets voor de rijken - Chinezen bevonden zich nog op een ander continent. Hooguit moest een boer achter joelende dorpskinderen aan die met carbid een deksel van een melkbus lieten exploderen.

Geen regel in de kranten over record-verkopen, gekloonde mensen, filemeldingen en langdurige wintervakanties naar de zon of de sneeuw. De nieuwstijdingen stonden in het teken van de Boerenoorlog die in Zuid-Afrika woedde. Het stamverwante Nederland koos onmiskenbaar partij voor de Boerenrepublieken die de oorlog aan de Engelsen hadden verklaard.

Eén overeenkomst was er wel met 1999. Ook honderd jaar geleden steggelden deskundigen over de vraag of de nieuwe eeuw op 1 januari 1900 begon of op 1 januari 1901.

Wie nu de verhalen uit de eeuw-wende leest en de wonderschone tekeningen van bijvoorbeeld Cornelis Jetses bekijkt, kan overmand raken door gevoelens van nostalgie. Want er is wellicht geen tijdperk dat zo aan veranderingen onderhevig is als deze eeuw.

In 1899 kwam je op straat geen computerdeskundigen, traumatologen, human resource managers en straaljagerpiloten tegen. Wel ketellappers, stoelenmatters, scharenslijpers, touwslagers, kwakzalvers en heel veel boeren.

Op de drempel van de twintigste eeuw kende Nederland zo zijn eigen vooruitgang. Het silhouet van de stad werd ingrijpend veranderd. Vestingwallen werden geslecht, grachten gedempt. Nieuwbouwwijken met een labyrint aan nauwe straten werden gebouwd om de armzalige plattelanders op te vangen.

Het Noordzeekanaal werd gegraven, de Nieuwe Waterweg een feit. De meeste steden werden per ijzeren spoor bereikbaar. Dankzij deze verworvenheden, de snelle ontwikkeling van het Duitse achterland en de opkomst van de boerencoöperaties werd de periode van economische stagnatie doorbroken. Ons land beleefde zelfs een bloeiperiode in de handel, nijverheid, scheepvaart, het bankwezen en in de landbouw. Op wetenschappelijk terrein lieten wij de concurrentie versteld staan. Binnen mum van tijd werd aan zes Nederlanders de Nobelprijs toegekend.

De fiets op luchtbanden zou weldra haar plaats in de samenleving veroveren. Elektriciteit werd als licht- en krachtbron ingevoerd. Enkele notabelen hadden telefoon en grote fabrieken begonnen rookwolken uit te braken.

De moderne tijd was in 1899 onmiskenbaar in aantocht maar de nieuwigheden waren nog slechts voor een enkeling binnen handbereik. In menig dorp raakte de bevolking nog in opperste verwarring als het gouden kalf, de personificatie van deze eeuw, kwam binnenrijden. 'Kom kijken, kom kijken! Een wagen zonder paard, een wonder op vier wielen!' De nikkelen spaakwielen glommen je tegemoet. Bij de allereerste verkeerstelling in 1908 passeerden op de drukke weg Amsterdam-Haarlem twaalf automobielen.

Die goeie ouwe tijd was natuurlijk geen goeie ouwe tijd. De idylle van het platteland en de Anton Pieckheid van de stad waren in werkelijkheid een voortdurende strijd om het bestaan. De meest schrijnende vormen van armoede waren weliswaar bedwongen, maar daar was dan ook alles mee gezegd.

In 1899 heerste Nederland nog over Indië en Suriname. Alleen de rijke mannen mochten stemmen. Het enige recht van de vrouw was het aanrecht. We gingen bijna allemaal naar de kerk en kwamen ons dorp of stad amper uit.

We zijn nu twee wereldoorlogen en meer dan zes miljoen auto's verder. Ons land heeft zich ontwikkeld tot een van de stabielste naties ter wereld: van boerenstaat tot economische kleinmacht van formaat.

Terug naar '100 jaar Nederland'