ROTTERDAM - De rechter-commissaris moet gaan onderzoeken hoe een vertrouwelijke brief van een van de medeverdachten van de vermeende drugsbaron C.S. aan zijn advocaat in handen van justitie kon komen. Dat heeft de rechtbank in Rotterdam woensdag besloten.
S. en twaalf medeverdachten stonden woensdag pro forma terecht. De rechtbank besloot de strafzaak tegen de verdachten nog drie maanden aan te houden omdat justitie het onderzoek nog niet af heeft.
Schiedammer S. en een veertigtal anderen werden in december aangehouden. Een groot aantal verdachten is weer op vrije voeten. Justitie verdenkt S. ervan dat hij een drugsbende leidde die op grote schaal hasj en cocaïne importeerde en xtc-tabletten uitvoerde. S. zou onder meer zaken hebben gedaan met de Surinaamse oud-legerleider Bouterse.
Justitie had S. begin jaren negentig al op de korrel. Het zogenaamde Bever-onderzoek werd stopgezet nadat bekend werd dat de politie tienduizenden kilo's softdrugs had doorgelaten. Het onderzoek was de Rotterdamse tak van de IRT-affaire.
Woensdag maakte een advocaat van medeverdachte J.S. bekend dat het Openbaar Ministerie (OM) in strijd met alle regels een brief van S. aan hem had onderschept en opengemaakt. In de brief stond volgens raadsman G. Szegedi vertrouwelijke informatie. Hij vindt dat justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Officier van justitie Mos erkende dat de brief nooit bij het OM had mogen belanden, laat staan opengemaakt had mogen worden. Volgens hem is er geen sprake van opzet maar van een "foutje". Meteen nadat ontdekt was dat de brief door een administratief medewerker was geopend, is die weer dichtgeplakt, zegt Mos. Justitie heeft de inhoud van de brief niet bekeken, bezweert hij.
De rechter-commissaris moet zich op last van de rechtbank over de gang van zaken gaan buigen. "Dit moet grondig worden onderzocht", zegt voorzitter Van Breukelen Van Aarnhem. Pas als het onderzoek is afgerond, neemt de rechtbank een beslissing wat de consequenties zijn van het openen van de brief door justitie.