GRONINGEN - Door de nieuwe DNA-wet krijgt de politie meer werk dan ze aankan. De overheid houdt niet voldoende rekening met het beschikbaar stellen van voldoende personeel, dat nodig is voor het uitvoeren van de wet. Dat zegt korpschef B. Welten uit Groningen. Hij beheert voor de Raad van Hoofdcommissarissen de portefeuille DNA-onderzoek.
De nieuwe wet maakt het voor de politie mogelijk om DNA-onderzoek te doen vanaf misdrijven waar een celstraf van vier jaar of meer opstaat. Nu ligt de grens nog op gevangenisstraffen van acht jaar en langer. Alleen de Eerste Kamer moet zich nog over het voorstel buigen.
Door personeelsgebrek moeten sommige korpsen in plaats van technische recherche, agenten inschakelen om inbraken te onderzoeken. Straks moeten ze ook gaan zoeken naar bloedsporen en haren, om te kijken of de inbreker(s) DNA-matriaal hebben achtergelaten. "Daar zijn agenten niet voor opgeleid", zegt Welten. Het uitvoeren van dit soort werkzaamheden kan dan ook niet van hen verwacht worden, concludeert de korpschef.
Niet alleen de politie raakt volgens Welten overbelast door de nieuwe DNA-wet. Ook het Openbaar Ministerie en de rechters zullen meer zaken te verwerken krijgen, meent hij. "Op zich is de Nederlandse politie wel blij met DNA-onderzoek als extra opsporingsmiddel."