Speuren naar magie in 'Loch Ness'
Bioloog Ted Danson gelooft er niet meer in. Na een vergeefse speurtocht van drie jaar in Brits
Columbia naar een mytisch wezen heeft hij zich ontgoocheld teruggetrokken
op een universiteit. Dat hij ooit in Zuid-Amerika een onbekende wespensoort
lokaliseerde zegt hem niets meer en als zijn directeur hem min of meer als
straf voor zijn lamlendige optreden als leraar naar Schotland zendt om daar
de zoveelste speurtocht naar het monster van Loch Ness op touw te zetten,
weet Danson dat hij niet dieper meer kan zinken.
In die stemming treft hij niets aan in het befaamde meer, ondanks alle
nieuwe elektronische snufjes die hij aan boord van zijn kotter heeft geïnstalleerd.
Je moet iets geloven voor je het kunt zien, houdt het dochtertje van pensionhoudster Joely Richardson hem voor. Meer nog dan dat advies betekenen voor Danson in 'Loch Ness'
echter de mooie ogen van de hoteleigenaresse. Hij gaat weer in het leven
geloven en daarmee ook in Nessie. Prompt neemt het kleine meisje hem mee
naar een ondergrondse grot, waar de mythe van het monster van Loch Ness
eindelijk ontraadseld wordt.
Zijn foto's van die bijzondere gebeurtenis brengen Danson vervolgens in
gewetensstrijd. Moet hij Loch Ness en haar geheimen openbaren en daarmee
wereldfaam verwerven of moet hij uit respect voor het meer en de bewoners
zwijgen, zoals de aanbiddelijke Joely Richardson en haar dochtertje hem
voorhouden? Het antwoord van regisseur John Henderson levert geen verrassing
op na een vriendelijk voortkabbelend filmsprookje, dat in tegenstelling
tot Danson vergeefs achter iets magisch aanjaagt.
E.K.
Première 4 juli 1996 |