Jos Stelling levert unieke prestatie

De wonderlijke reis van
'De Vliegende Hollander'

door Henk ten Berge

'De Vliegende Hollander' voert zijn toeschouwer van de ene verbazing in de andere. Wat een bizarre, schone, smerige, schilderachtige, lugubere, romantische, wrede en meelijwekkende beelden. En wat 'n wonder dat in dit land, waar film praktisch niets meer voorstelt, opeens zoiets op het witte doek verschijnt. Jos Stelling is er verantwoordelijk voor, de man die eerder al heel prikkelende voorstellingen als 'Mariken van Nieumeghen' en 'De Illusionist' op zijn naam bracht.

Hij neemt er ook wel de tijd voor, maakt liever een film in de zeven jaar dan zeven films in een jaar. Aan het resultaat zijn tijd, inspanningen en investeringen dan doorgaans ook wel te zien. Met een creatieve crew heeft hij ditmaal een tijdperk herschapen rond een legendarische figuur die in bijna alle kunstvormen al zijn weg gevonden heeft. Maar 'De Vliegende Hollander' van Jos Stelling is niet de vliegende hollander. Het is meer een ontboezeming van een dagdroom per film op basis van de legende en de mythe.

Het gaat meer om de zoon en de kleinzoon. Hij wordt De Hollander genoemd en dat vliegen is slechts een illusie, het najagen van een hersenschim. Hij lijkt er mee te willen aangeven dat vliegen staat voor de keuze tussen dood en overleven. Hij raast ook niet aan het roer van een door de storm afgetuigd schip over de woeste wereldzeëen. Zijn schip ligt ergens op het land als een wrak. De vliegende Hollander van Jos Stelling lijkt een verliezer in tegenstelling tot de meeste helden in verhalen en films. Met een beetje fantasie zou hij gezien kunnen worden als zinnebeeld van de mens door de eeuwen heen.

Mooie types

De tijd waarin de figuur leeft, ligt in de late Middeleeuwen en in de nadering van de Gouden Eeuw. Stelling heeft er een schitterend tijdsbeeld voor opgeroepen met macabere en onheilspellende scènes. De wereld, of beter gezegd: het Nederland van toen, ziet er verschrikkelijk uit. Haveloze, door legers en geboefte opgejaagde stakkerds scharrelen over eindeloze moeras- en moddervlakten, beerputten, kou, ontberingen. De beelden zien er zo perfect en brutaal uit dat je de stank van de Middeleeuwen denkt op te snuiven. En dan opeens de stad waar de Gouden Eeuw ontwaakt: rijke mensen, chic en weelderig gekleed, neerkijkend op het gespuis in het rasphuis. Het wemelt van de mooie types en er is een keur aan enge en vaak weerzinwekkende koppen. Het is een verzameling waarop Fellini jaloers zou worden. Met de camera is de roemrijke tijd van de Vlaamse en Hollandse schilderkunst met terugwerkende kracht voortgezet.

Stelling c.s. trekken ons die wereld binnen in 1568 tijdens een slordige ontmoeting tussen een voortvluchtige ketter en een mooie, jonge boerenvrouw. Het kind dat daarop geboren wordt, begint een zoektocht naar zijn vader, die de Hollander wordt genoemd. Een speelman, die zo uit de Italiaanse commedia dell'arte lijkt weggelopen, inspireert hem met verhalen. Zijn reis wordt ook onze reis en leidt langs bijna alles wat de zestiende eeuw opwindend, aantrekkelijk en afstotend maakt. Het raakt de toeschouwer omdat de ensceneringen griezelig naturel overkomen. In de personages gaan onder anderen Rene Groothof, Gerard Thoolen, Nino Manfredi, Veerle Dobbelaere en Rene van 't Hof schuil als acteurs die zichzelf op een zeldzaam onbaatzuchtige manier volledig hebben weggecijferd in dienst van regisseur en film. Hun verschijningen beklijven.

'De Vliegende Hollander' bestaat uit beelden die men moet ondergaan. Pogingen om precies te begrijpen wat er gaande is, lijden schipbreuk zoals het schip van de titelheld, en leiden af van de handelingen op het doek. Stelling kan verweten worden dat zijn film dat intrigerende, bij de strot grijpende moment ontbeert dat bijvoorbeeld tijdgenoot 'De Naam van de Roos' wel had. Dan was het niet alleen een mooie verrassende Nederlandse film geweest, maar ook een meesterwerk.

  • Veerle Dobbelaere geeft gezicht aan de fatale vrouw in 'De vliegende Hollander'.
  • Gerard Thoolen is gevangenisdirecteur.

Première 11 mei 1995