'The cold light of day' portretteert kindermoordenaar
Dodelijke obsessies van Rudolf van den Berg
door Eric Koch
't Trof hem als een bliksemschicht, herinnert regisseur Rudolf van den Berg
die eerste keer dat hij het scenario van de thriller 'The cold light of
day' las. Direct benoemen kon hij zijn gevoel niet, maar hij wist instinctief
dat hij met zijn eerste Engelstalige film verboden terrein zou betreden.
"Nog niet eerder is in de bioscoop een poging gedaan om onder 't schedeldak
van een kindermoordenaar te kijken. Ook voor mezelf iets waarmee ik als
vader emotioneel moeite heb. Maar ik wilde weten wat zo'n man bezielt. Ik
ben in deze film zover gegaan als ik kon."
"Griezelig eigenlijk", overpeinst Van den Berg, "dat je bijna iets van begrip
probeert op te brengen of teweeg te brengen voor iemand die zulke gruweldaden
pleegt. Maar 't blijven mensen, hoe gevaarlijk ziek ze ook zijn. In het
dagelijks leven kunnen 't zeer gerespecteerde figuren zijn, zoals de gestoorde
kinderarts in 'The cold light of day'. De oorzaak van hun gedrag valt terug te voeren op traumatische ervaringen
uit hun jeugd. Of, zoals de psychiater in de film aangeeft, op iets basaals
als een fout in de stofwisseling. Nog een wonder dat 't zo weinig voorkomt."
'The Silence of the lambs' vormde voor Rudolf van den Berg een goede spiegel. "Ook in die film gaat 't erom wat er in de kop van die
moordenaar omgaat. Helemaal sluitend krijg je dat denksysteem nooit, want
't blijft 't brein van een psychopaat. Maar ik heb 't scenario aan een psychiater
laten lezen en die vond 't gedrag van de moordenaar naar de realiteit getekend.
Ook om redenen van spanning heb ik van de moorden zelf niets getoond. Wat
je niet ziet blijft veel enger dan wat je voorgeschoteld krijgt. Dat soort
bloedige taferelen hebben iets pornografisch. En hoe ervaar je die? Een
regisseur als Tarantino weet geweld lichamelijk voelbaar te maken en weet
er nog een bijna pervers humoristische draai aan te geven. De overvloed
aan geweld op de televisie heeft ons eelt op de ziel bezorgd."
Lokaas
Net zo obsessief als de moordenaar is in 'The cold light of day' de inspecteur
(Richard E. Grant) die op 'm jaagt. Hij gaat zover om 't kind van zijn huishoudster
als lokaas te gebruiken. Rudolf van den Berg herkent dat in zichzelf. "Ik
analyseer mezelf niet naar aanleiding van m'n films, maar je ontkomt er
niet aan dat je ook in jezelf zoekt naar gevoelens en ervaringen die je
verhaal levensecht maken. Je kijkt bij 'the cold light of day' ook naar
de zwartere kanten van je ziel."
Films maken neemt een hele belangrijke plaats in zijn leven in, maar een
obsessie wil Van den Berg 't niet willen noemen. Toch lagen zijn eigen ervaringen,
ruim anderhalf jaar geleden, niet eens zover van inspecteur Grant af. Nadat
op het allerlaatste moment een film werd afgeblazen, waar Van den Berg zelf
ook ruim in had geïnvesteerd, stond hij op 't punt om radicaal met Nederland
te breken en te kiezen voor een ongewis avontuur in Amerika. "Tot zo'n radicale
breuk acht je jezelf op voorhand niet in staat. Ook al omdat je met je gezin
rekening moet houden. Maar 't gaat vaak stapje voor stapje. Elke keer weer
overschrijd je een lijn en als je op een gegeven moment omkijkt kun je je
nauwelijks voorstellen dat je zo'n afstand bent verwijderd van je oorspronkelijke
principes."
"Alles en iedereen stond in Tunesië klaar om te beginnen, tot aan de decors
toe", herinnert Rudolf van den Berg zich die zwarte periode in zijn carrière.
Al eerder investeerde hij jaren in projecten (zoals zijn ambitieuze film
over Jacob Israel de Haan) die op het laatste moment niet doorgingen. "In
die periode verdien je niets. Voor je het weet zit je aan de grond."
Realistisch
"Gelukkig kreeg ik kort na Tunesië dat script van 'The cold light of day'
aangeboden. Vroeger wilde ik alleen films maken die ik zelf had geïnitieerd.
Puur persoonlijke verhalen maken, daar ging 't om. Ik ben inmiddels realistischer.
Zo werkt 't nu eenmaal niet. Ook in verhalen van anderen kun je elementen
vinden die je interesseren. En daar kun je vervolgens je ziel en zaligheid
in gooien. Al was het alleen maar om je toeschouwers anderhalf uur te boeien
met iets wat ze zelf nooit mee zullen maken. Daar wordt in Europa wel eens
geringschattend over gedaan. Maar maak maar eens iets waar ze met tranen
in hun ogen uitkomen. Daar moet je een vakman voor zijn."
Om die kunst in je vingers te krijgen moet je aan het werk blijven, onderstreept
Rudolf Van den Berg. In mei staat hij daarom al weer achter de camera in
Boedapest, voor zijn volgende Engelstalige film. "Ik hoop op een lange carrière.
Op een respectabele lijst met films, waaronder een paar bijzondere. En elke
keer denk je weer dat de beste er aan komt."
Publicatie 18 januari 1996 |