|
03-02-2002
Preek dominee Ter Linden
Hieronder
volgt de letterlijke tekst van de preek door de hervormde emeritus-predikant
Carel ter Linden bij het huwelijk van kroonprins Willem-Alexander
en prinses Máxima:
Ik weet niet
of u het verhaal kent van Peer Gynt, die na vele omzwervingen door
de wereld, grijs geworden, terugkeert naar zijn geboortegrond en
zich afvraagt waartoe zijn leven heeft gediend. Hij heeft in het
veld een wilde ui gevonden. Peinzend zit hij hem te ontpellen, en
bij iedere laag die hij er afhaalt komt hem een stadium van zijn
leven voor de geest. En de ene laag volgt op de andere, als de ene
fase op de andere. Maar waar is de kern van alles, waar draaide
't nu om? Verbijsterd merkt hij dat bij het ontpellen van zijn leven
het hart van de vrucht maar niet tevoorschijn wil komen. De laatste
kern blijkt weer het omhulsel te zijn van een volgende kern, en
ook die is niet de laatste.
Ja, lief bruidspaar,
waar draait het nu in ons leven om? Die vraag stelt ieder mens zich
van tijd tot tijd, maar zeker stelt een mens zich die, als hij op
het moment staat om zijn leven met het leven van een ander te verbinden
en medeverantwoordelijkheid op zich te nemen voor het levensgeluk
van die ander.
De richting
waarin wij mensen een antwoord op die vraag kunnen zoeken vinden
wij misschien in wat Dr Braun voor ons gelezen heeft, dat prachtige
verhaal van Naomi en Ruth. Het is een vertelling uit oude tijden.
Of is het - de bijbel is immers een spiegel van het menselijk leven
- ook een verhaal van nu?
Het is de levensgeschiedenis
van een vrouw, Naomi geheten, die met haar man en twee zoons woonde
in Israel, in de landstreek Juda, in het stadje Bethlehem. Een zware
hongersnood dwong hen uit te wijken naar het land Moab. Nauwelijks
zijn zij daar aangekomen, of de man van Naomi sterft. Naomi blijft
er wonen, samen met haar zoons die daar zelfs elk een eigen vrouw
vinden: twee meisjes uit Moab, Orpa en Ruth. Tien jaar wonen zij
daar tezamen. Dan sterven ook die twee zoons. En als Naomi dan hoort
dat de hongersnood in Juda voorbij is, besluit zij terug te gaan
naar haar geboortegrond. Wat heeft zij nog in Moab te zoeken? Haar
beide schoondochters trekken met haar mee. Maar dan, aangekomen
bij de grens, bedenkt Naomi zich. 'Keer terug', zegt zij tegen haar
schoondochters, 'keer nu terug, ieder naar het huis van je moeder.
Moge de Heer jullie dezelfde liefde bewijzen als jullie mij bewezen
hebt. Mogen jullie spoedig een man vinden van je eigen volk.' En
Naomi kust hen ten afscheid.
Naomi wist dat
er voor haar schoondochters geen toekomst lag in Juda. Een diepe
kloof scheidde de beide volkeren. Maar de beide vrouwen wilden daarvan
niet weten en waren in tranen. 'Nee, wij keren met u terug naar
uw volk'. Maar Naomi hield vol: 'Keer toch terug, mijn dochters.'
Tien keer klinkt
dat woord 'terugkeren'. Je kunt dus op je tien vingers natellen
dat het daar om gaat in dit verhaal: om de vraag waar een mens thuishoort.
Waarheen in zijn leven hij zich kéren moet. Wat is onze oorsprong,
wat onze bestemming? Ja, waar kiezen wij voor in het leven, waar
ligt die grond, waarop wij kunnen wonen en ademen?
'Keer toch terug,
mijn dochters.'
Dan geeft Orpa
zich gewonnen. Naomi heeft gelijk en tegelijk maakt haar dat zielsbedroefd
want ze zullen elkaar dus nooit meer zien. Orpa omhelst haar schoonmoeder,
rukt zich los en gaat. En Ruth, waarop wacht zij nog? 'Zie', zegt
Naomi, 'je schoonzuster is teruggekeerd naar haar volk en haar goden.
Keer terug, je schoonzuster achterna.' Dan antwoordt Ruth:
'Dring er bij
mij niet op aan
dat ik u in
de steek zou laten
door van u terug
te keren.
Want waar gij
zult gaan,
daar zal ik
gaan,
waar gij vernacht,
zal ik vernachten.
Uw volk is mijn
volk en uw God mijn God;
waar gij sterft
wil ik sterven
en daar wil
ik begraven worden;
wat de Heer
mij ook moge aandoen,
alleen de dood
zal scheiding maken tussen mij en u.'
Aangrijpender
kan het niet. Want wat weet Ruth helemaal van dit volk en van de
God van dit volk, om zich daar met heel haar wezen aan te durven
toevertrouwen?
Misschien dat
jullie beiden begrijpt waarom dit verhaal vandaag centraal staat.
Want - met alle verschil tussen die oude vertelling en de geschiedenis
van jullie leven - je zult toch, lieve Máxima, momenten hebben
gekend dat je dacht: moet ik dit wel doen; met hem meegaan naar
een land ver van het mijne, naar een vreemd land en een vreemd volk,
met een andere geschiedenis, een andere identiteit, een andere cultuur?
Een keuze die ook pijn zou meebrengen en van velen het nodige heeft
gevraagd. Er moeten soms stemmen in je zijn opgegaan, die zeiden:
'Keer terug, mijn dochter. Keer terug naar je volk.'
In gedachten
komt weer dat verhaal van Naomi en Ruth, dat vertelt hoe het hen
verging toen zij Bethlehem binnenkwamen. Er staat dat de hele stad
in opschudding raakte. Ja, gaat het nu over toen of nu? De mensen
zeiden tegen mekaar: 'Is dat Naomi?' (Je ziet de vrouwen op het
land hun arbeid onderbreken, ze zetten hun hark even neer om haar
na te kijken). 'Nee zeg, dat is toch niet.' Je hoort de mensen fluisteren:
'Heb je 't al gehoord?'. Iedereen praat over haar, maar niemand
mét haar. En het kan niet anders of ook Ruth moet daar iets
van hebben gevoeld.
Niet alleen
Máxima, moet hebben geaarzeld, Willem-Alexander ook. 'Want'
- zo schrijft hij in zijn brief (voorafgaande aan onze gesprekken
gaven zij beiden eerst ieder in een brief aan, wat het voor hen
betekende om voortaan hun leven samen te delen en zich voor Gods
aangezicht met elkaar te verbinden, en ik mocht vanmorgen daar ook
iets van weergeven) - 'want' - zo schrijft hij- 'kan en mag ik Máxima
vragen het grootste deel van haar vrije en zelfstandige leven waaraan
zij zoveel waarde hecht en waaraan zij zo hard gewerkt heeft, op
te geven? Vanaf mijn vroegste herinneringen weet ik hoeveel het
koningschap vraagt. Ja, dat het een offer is, een bijna onmenselijk
offer, dat ik mijn toekomstige vrouw vraag te brengen. Zij trouwt
niet alleen met mij, maar met een heel land.'
Maar tegelijk
klinkt in je brief het besef door, dat als er iemand is, die je
echt tot steun zou kunnen zijn dan is zij het wel: deze vrouw met
haar vrolijke karakter en haar talenten, haar -zoals je zegt - brede
visie en haar vermogen de dingen een beetje te relativeren. Zoals
jijzelf overigens op jouw beurt haar tot een grote steun bent, omdat
je zo zichtbaar in haar gelooft en haar, zoals zij zelf zegt, met
alle aandacht en zorg omringt, waardoor zij zich veilig bij je voelt
en zichzelf kan zijn. Zichzelf zijn: voor jou betekent dat: met
alle spontaneïteit en levensplezier die haar eigen zijn, en
waarvan je zo intens hoopt dat zij die in haar nieuwe leven zal
behouden.
Jullie zijn
er samen uitgekomen. Je hebt, lieve bruid, nu al heel veel mensen
ontmoet. Velen heb je geraakt door je warmte en je aandacht. Eigenlijk
al vanaf die eerste woorden die eindelijk in het openbaar konden
worden gesproken, woorden die klonken als een echo van de woorden
waarmee Ruth zich met Naomi verbond: 'Uw volk is mijn volk, en uw
God is mijn God.'
'Uw volk is
mijn volk.' Je hebt je onze taal spoedig eigen gemaakt. Op een keer
- wij spraken toen nog engels - kon ik een bepaald woord niet vinden,
en zei toen tegen iemand naast ons: 'Ik zoek naar het woord 'gevolgen'.
Maar voor die ander had kunnen antwoorden zei Máxima: 'Consequences'!
En ach, wat een 'consequences' heeft jullie liefde voor elkaar al
niet! Zo heb je je ook willen verdiepen in het protestantisme, in
de kerk waarin Willem-Alexander is grootgebracht. Maar het geloof
zelf, dat jullie vandaag naar deze kerk brengt, het geloof in God,
de God van Abraham en Mozes en Jezus, dat deelden jullie al samen.
En dat is dan
het tweede vanmorgen: de ontdekking die jullie deden hoezeer jullie
beiden, met al je heilzame verschillen, door dezelfde normen en
waarden, zoals Willem-Alexander zei, bent gevormd. Waarden en normen
die voor jou, Alexander, verbonden zijn met het geloof waarin je
bent opgegroeid. Je zou ook, zei je, niet meer zonder dat geloof
kunnen léven: 'Het geeft mij', zei je, 'houvast in moeilijke
tijden en bij moeilijke beslissingen. Het geeft me ook iets waaraan
ik uiteindelijk verantwoording kan en mag, ja moet afleggen. Dat
is voor mij de manier om zelfrespect en eigenwaarde hoog te houden,
en soms tegen de stroom in te blijven gaan , omdat je zeker weet
dat je op het juiste spoor zit.' Dit zijn de woorden van een mens
die al met zijn geboorte ertoe bestemd is een zware taak op de schouders
te nemen; die iets zichtbaar moet maken wat bijna niet zichtbaar
te maken is: een lotsverbondenheid van Nederlanders de eeuwen door,
niet enkel tegen het water, maar tegen iedere vloed van onrecht
en geweld die ons land heeft bedreigd en ook soms overspoeld. Een
verbondenheid ook daarin, dat dit volk in de loop der eeuwen anderen,
bedreigd door onderdrukking en vervolging, heeft mogen herbergen.
Al weten wij tevens - deze stad draagt er de diepe sporen van -
hoezeer daarin soms werd gefaald.
Niemand, Willem-Alexander,
Prins van Oranje, weet beter dan gijzelf hoe zwaar het is een levenstaak
te aanvaarden waarvoor niet zelf kan worden gekozen. Of is het mogelijk
zich een taak als deze zó eigen te maken, dat zij alsnog
tot een bewuste keuze kan worden? Zo is het wellicht gegaan. Een
moeilijke weg en misschien ook soms een eenzaam gevecht. Maar ook
een weg die in alle eenzaamheid nooit helemaal alleen werd afgelegd,
omdat Hij er was in wie, zoals uw brief het zegt, in moeilijke tijden
en bij moeilijke beslissingen een houvast kon worden gevonden. En
toen, op een gegeven moment kon de eigen keuze voor aanvaarding
van die levenstaak heel bewust worden gemaakt.
Vanuit die uiteindelijke
aanvaarding van deze bijzondere roeping in ons midden hebt ge een
grote en brede belangstelling ontwikkeld voor wat er in onze samenleving
en in de wereld gaande is, en daarnaast ook het vermogen om mensen,
in heel verschillende levenssituaties, nabij te zijn. Zo zien wij
hier nu een man die bij alles wat op hem afkwam, steeds staande
is gebleven en en er sterker door is geworden, en die tenslotte
in zijn leven een vrouw vond die bereid is op deze bijzondere weg
mee te gaan en daaraan samen inhoud en gestalte te geven.
'Uw God is mijn
God', zei Ruth, en vandaag zegt de bruid datzelfde tegen haar bruidegom.
Wel heeft zij daarbij vele vrágen. Maar wie heeft die niet?
Zoals de vraag hoe deze wereld van Gód vandaan kan komen.
Deze wereld, met, zo staat het in haar brief, al haar schoonheid
en menselijke goedheid, maar ook met haar pijn, haar zonde, haar
kwaad. Maar bij alle vragen is er toch, zeg je, één
ding: 'dat er een klein hoekje is in mijzelf, dat maakt dat ik af
en toe bid en mijn ogen naar hem ophef en in hem geloof, en erop
vertrouw dat hij er altijd is. Voor mij is God liéfde. Die
liefde die mensen tot elkaar brengt, een liefde die je kracht geeft,
en waardoor mensen elkaar met respect behandelen.'
Daarom wilden
jullie samen dit huwelijk in de kerk beginnen, omdat het, in jullie
eigen woorden, 'immers alles met liefde te maken heeft, als twee
mensen beloven om elkaar nabij te zijn voor de rest van hun leven
en elkaar gelukkig en sterker te maken, en samen te werken aan een
betere wereld.' 'En waar kunnen wij', zei Máxima, 'dat beter
doen, als God liefde is, dan onder zijn zegen in zijn huis van liefde?'
'Uw God is mijn
God.' Misschien dat de beide tradities waarin jullie zijn opgegroeid
- de roomskatholieke en de protestantse, elk met een eigen rijkdom
in geloofsbeleving, misschien dat die beide tradities jullie leven
mogen verrijken en verdiepen.
Ons ontbreekt
de tijd om het verhaal van Ruth verder te vertellen, maar alleen
nog dit: Naomi zal aan Ruth hebben verteld - het was oogsttijd in
Israel - dat er in haar land een wet bestaat die de armen van het
volk het recht gaf om bij het maaien achter de schovenbindsters
aan te gaan en de korenaren die bleven liggen te rapen en voor jezelf
te houden. En Ruth gáát. En als de landheer zijn land
betreedt, dan ziet hij daar die vreemde vrouw en vraagt aan een
knecht bij wie zij hoort.
Misschien voelt
u nu al hoe het verhaal verder zal gaan, want deze landheer is familie
van Naomi, en dat was ook een regel in Israël, dat een kinderloze
weduwe erop mocht rekenen dat een mannelijk familielid haar trouwde
om haar van nageslacht en daarmee van een toekomst te verzekeren.
En zo zou deze landheer, Boaz is zijn naam, zijn familieplicht nakomen,
ook al ging het hier dan om een vreemdelinge, een Moabitische. Meer
nog, er ontluikt een liéfde tussen hen daar op dat boerenland,
een liefde met een gezegend gevolg: er wordt hun een zoon geboren.
En zij noemden hem: 'Obed', en dat betekent de dienende. Alsof zij
beiden in die naam hebben willen uitdrukken waarom het in het leven
gaat. En deze Obed, zegt het verhaal, zou later de vader worden
van Isaï, die weer de vader zou worden van David, die koning
zou worden over Israël. Alsof het verhaal wil zeggen: het koningschap
wortelt in het diénen. En daarom bidt een goede koning ook
tot God: 'dat ik toch vroom mag blijven úw dienaar te aller
stond.'
Tenslotte: als
eeuwen later Mattheüs het geboorteverhaal van Jezus schrijft,
die verre zoon van David, dan noemt hij Ruth, de Moabitische, onder
zijn voormoeders. Alsof hij zeggen wil: denk eraan, de liefde van
God, die in Jezus van Nazareth op zo bijzondere manier is belichaamd,
die strekt zich uit tot álle volken. God schrijft met en
door alle volken zijn geschiedenis. En als de kerk later in haar
liederen Maria, de moeder van Jezus eert - zoals in het lied dat
straks klinkt en waaraan de bruid zo gehecht is geraakt - dan moet
u vandaag achter Maria in gedachten ook die andere voormoeders van
Jezus zien, dan moet u ook even denken aan Ruth, de Moabitische.
Ave Maria, wees gegroet Maria, wees gegroet Ruth van Bethlehem.
Zijn wij, denkend
aan het verhaal van Peer Gynt, van die man die maar bezig is de
ui te ontpellen die hij gevonden heeft - zijn wij de kern, het geheim
van ons leven nu een beetje genaderd.?
Wees, lieve
twee, in jullie huwelijk, in jullie leven, door God gezegend. En
mogen jullie velen tot een zegen zijn.
Amen.
©
2002 Dagblad De Telegraaf. Alle rechten voorbehouden
|
|