Commissie handhaaft zware conclusies

De enquêtecommissie Bijlmerramp handhaaft haar zware conclusies over het overheidsoptreden onmiddellijk na en in de nasleep van de Bijlmerramp. Dat blijkt uit de antwoorden van de commissie op schriftelijke vragen van de Tweede Kamer over haar eindrapport.

De commissie houdt in die antwoorden staande dat het kabinet de Tweede Kamer bij een groot aantal gelegenheden onjuist, ontijdig, onvolledig en/of onzorgvuldig heeft geïnformeerd. Ook verdedigt de commissie zijn conclusie dat premier Kok in zijn coördinerende rol binnen de ministerraad in gebreke is gebleven.

Verder blijft de commissie erbij dat de aard en de omvang van gezondheidsklachten van Bijlmerbewoners en hulpverleners is toegenomen door een te lakse houding van verschillende overheidsinstanties. Wel tekent de commissie aan dat die conclusie in het rapport niet alleen betrekking had op minister Borst van VWS, maar ook op de ministeries van Justitie en Verkeer en Waterstaat, de gemeente Amsterdam, de GG&GD en de Hoofdinspectie voor de Gezondheidszorg.

De commissie handhaaft verder eerdere conclusies over het gezondheidsaspect bij de vliegramp en herhaalt het belang van medisch onderzoek van slachtoffers en betrokken hulpverleners. De commissie wijst op de mogelijkheid dat langdurige stress (PTSS) ook nadelige inlvoed kan hebben op het immuunsysteem. In haar antwoorden zegt zij nogmaals zich te verbazen over de stelligheid waarmee het Academisch Medisch Centrum in Amsterdam een verband over het voorkomen van auto-immuunziekten en de vliegramp van de hand wijst.

Wat betreft de rol van premier Kok blijft de commissie bij haar conclusie dat hij op verschillende momenten heeft verzuimd het onderwerp Bijlmerramp aan de orde te stellen in de ministerraad. Dat had volgens de commissie met name na 1995 moeten gebeuren, toen de "maatschappelijke onrust" (waaronder door de commissie de onrust onder Bijlmerbewoners en de hulpverleners wordt verstaan) over de ramp weer toenam. De commissie stelt in dit verband dat bij tijdige agendering van de nasleep van de Bijlmerramp in de ministerraad "het dossier in een eerder stadium bevredigend had kunnen worden afgewikkeld".

De commissie vindt bovendien dat Kok daarbij ook had moeten reageren op informele politieke signalen van de fractievoorzitters van regeringspartijen en marge van het wekelijkse Torentjesoverleg. In zijn openbaar verhoor voor de commissie verklaarde Kok dat hem van de fractievoorzitters nooit een formeel verzoek had bereikt het onderwerp in de ministerraad te agenderen. Later gaf Kok toe wel informeel met een of meer fractievoorzitters over de Bijlmerramp te hebben gesproken.

Overigens vindt de commissie dat al twee weken na de ramp, toen de coördinerende rol van de minister van Binnenlandse Zaken op grond van de rampenbestrijding werd beëindigd een leemte in de coördinatie is ontstaan, die met het aanwijzen van een andere coördinerende dan wel eerstverantwoordelijke bewindspersoon had moeten worden beantwoord.

In de antwoorden is verder een uitputtende lijst opgenomen van de gevallen waarin bewindspersonen de Tweede Kamer onjuist, ontijdig, onvolledig dan wel onzorgvuldig hebben geïnformeerd. Daarbij gaat het in een meerderheid van de gevallen om de ministers van Verkeer en Waterstaat en Volksgezondheid, maar ook de ministers van Justitie en van Milieu komen in deze lijst voor.

De commissie ziet er daarbij - net als in het eindtrapport- vanaf al die gevallen onderling te wegen naar hun ernst. "De vraag of het hier essentiële informatie betreft, hangt sterk af van de individuele interpretatie van de afzonderlijke gevallen", aldus de commissie. Maar wanneer het gaat om informatie "die directe gevolgen voor het welzijn van burgers", zoals dat volgens de commissie met name op het gebied van de gezondheid het geval is, "moet de informatievoorziening aan de Tweede Kamer als essentieel worden gezien." De commissie herhaalt dat het in ieder geval te vaak is gebeurd.

Terug