De
onvoorwaardelijke liefde voor de trappers
DE
FIETS
HEELT ALLE WONDEN
Ze
delen die week een vakantiehuisje op Curaçao
en bewegen zich als onafscheidelijke 'dubbeldooier'
over het eiland. Post en Knetemann, tyconen van het
vaderlandse wielrennen, lang broeders in het kwaad,
tijdje vijanden en inmiddels voor eeuwig verenigd in
hun liefde voor De Fiets. Een ontroerend gesprek.
DOOR
BERT DIJKSTRA, FOTO'S JOHANNES DALHUIJSEN
Peter
Post en Leo van Vliet als vader en zoon.
Ooit
reed de grote meester zijn dissidente ex-knecht tijdens
de Amstel Gold Race 'patsboem' de greppel in. Van Vliet
had de ploeg van Post in het spoor van Jan Raas verlaten
en bovendien tijdens de koers even aan een auto gehangen
en dus besliste de grootste aller ploegleiders: die
gozer gaat plat. Draaide bijna uit op een rechtszaak,
de twee waren sindsdien jarenlang water en vuur. Respect
voor elkaar en vooral liefde voor de fiets zorgde voor
de hernieuwde verbroedering.
 |
Knetemann
gaat op in de afmetingen van De Fiets |
Peter
Post en Gerrit Solleveld als oom en neef.
Ooit
gunden ze elkaar geen blik waardig. Solleveld was een
Raas-renner, dus vijand voor Post. Als ze elkaar voor
de start toevallig tegen het lijf liepen, dan zeiden
ze vanuit een gezonde opvoeding 'goedemorgen', maar
verder geen woord. Solleveld won Gent-Wevelgem en Post
snoof: "Pfff, trainingsritje..." Solleveld
won de Ronde van de Middellandse Zee en zei: "Heeft
Post mooi voor niks Vanderaerden aan z'n auto laten
hangen." Post pareerde gevoelig: "Beste Gerrit,
je gelooft toch niet echt dat Vanderaerden jou alleen
zou kunnen verslaan door aan een auto te hangen?"
Respect voor elkaar en vooral liefde voor de fiets heeft
het ijs doen smelten.
Peter
Post en Gerrie Knetemann als grote en kleine broer.
Post
had de renner Knetemann innig lief en verbeet de pijn
toen De Kneet hem in de steek liet. Respect voor elkaar
en vooral de liefde voor de fiets heeft hen weer in
elkaars armen gedreven.
Stelling
1: De Fiets heelt alle wonden.
Knetemann:
"We zijn één grote familie en zelfs
in de beste kan het akelig donderen en bliksemen. Maar
er blijft altijd een band en die band heet De Fiets."
Post:
"Je moet ook niet vergeten dat ik altijd aan de
andere kant heb gestaan. Ik was er voor de werkgever;
het belang van de sponsor was mijn belang."
Knetemann:
"En wij renners waren allemaal eenmansbedrijven."
Post:
"Ik zeg nu tegen mezelf: om het beste uit je ploegen
te halen, heb je buitengewoon onsympathieke dingen gedaan,
maar het paste wel in het tijdsbeeld. Toen ik begon
met Raleigh waren er nauwelijks ploegleiders. Renners
hadden wel bazen, maar dat waren vaak hele en halve
criminelen, die welbeschouwd maling hadden aan de sport
wielrennen. Dat stoorde mij; ik wilde het anders doen.
Als oud-coureur probeerde ik luxe in ons wereldje te
brengen, uitstraling, discipline. Het was mijn doel
om de renners een beter bestaan te geven..."
 |
Post
en Knetemann als testende fietstoeristen in Otrabanda. |
Niet
als sociaal werker, maar als meedogenloze baas...
Post:
"Vooral wegrenners werden destijds superslecht
behandeld. Ik verdiende m'n geld op de baan, had daar
de zaken goed voor elkaar en kon dus zeggen: als 't
me op de weg niet langer bevalt, dan kunnen ze doodvallen.
Ik was ongrijpbaar. Maar anderen werden behandeld als
oud vuil, waar die kleine criminelen alles mee konden
doen."
Knetemann:
"En dat deden ze dan ook.''
Post:
"Ik heb nooit begrepen dat er werd gezegd: die
misstanden horen bij het wielrennen. Zoals ik ook nooit
heb gesnapt waarom er tijdens zesdaagsen dag en nacht
moest worden doorgereden. Heb ik me kapot aan geërgerd.
Reed ik om zes uur in de morgen voor twee idioten op
de tribune en een baancommissaris die zat te pitten
op z'n stoel, dacht ik: Waar ben ik mee bezig?"
Maar
je deed het wel.
Post:
"Ja, ik deed het."
Knetemann:
"Man, je zat zelfs thuis nog tot vijf uur 's nachts
te trappen op je hometrainer."
Post:
"Ja, om het ritme vast te houden. Ik bleef gewoon
wakker tot het licht werd. Wat was het alternatief?
Op de weg was echt niks te verdienen en ik wilde eigen
baas zijn. Had als het ware al een eigen bedrijfje,
met een eigen soigneur, eigen mecanicien, eigen loopjongen.
Dat trok mij toen al aan. Later bij Raleigh ging het
in het groot en ik zal niet ontkennen dat ik in die
rol vaak een onaangenaam mens ben geweest."
Knetemann:
"Dat heb ik nooit zo gezien. Post was gewoon de
baas, klaar. Maar ik heb zijn genegenheid voor de renners
van zijn ploeg altijd gevoeld. Niemand staat te springen
om 260 kilometer met 5 cols van de eerste categorie
te rijden en dus kan een harde hand van de ploegleider
geen kwaad. Het verschil tussen Post en die criminele
hapsnurkers van voor zijn tijd is dat Peter altijd liefde
voor het vak heeft uitgestraald. Je wist dat alles goed
verzorgd was als je bij hem in de ploeg reed. Het ging
niet altijd zonder botsingen, maar alles wat die vent
deed, had als intentie om de ploeg beter te maken. Hij
heeft mij wel eens om vier uur 's nachts uit m'n bed
gebeld als er een akkefietje met een renner was. Zo
was die man met z'n vak bezig. "
Post:
"Ik ben nooit achterbaks geweest en dat is achteraf
gezien misschien wel fout. 't Werkt moeilijk als je
alles er uitgooit wat in je opkomt."
Knetemann:
,,Je kunt 't beter maar gewoon zeggen. Tegenwoordig
moet alles worden overlegd in praatgroepjes. Nou, dáár
had Post geen boodschap aan."
 |
Peter
Post, 70, maar wel gewoon nog op kop, zelfs bergop
met de mountainbike. |
Stelling
2: De Fiets baart veel conflicten.
Knetemann:
,,En De Fiets lost veel conflicten op. Leo van Vliet
verwoordde het vanmorgen toen we wegreden voor een test
mooi: 'Eindelijk weer eens op een racefiets.' Het gaat
er nu niet meer om wie het hardst rijdt, we krijgen
niet meer op onze flikker van Post als we een gaatje
laten vallen. Af en toe weer even lekker oerend hard
gaan met z'n allen, zonder dat er poen en prijzen te
pakken zijn. Als ik mezelf twee uur aan het uitlaten
ben, voel ik de liefde voor de racefiets. Maakt een
compleet nieuw mens van je."
Post:
"Er wordt altijd gezegd dat het voor wielrenners
altijd alleen om geld draait, maar dat is niet helemaal
waar. Natuurlijk is geld belangrijk, fietsen is je beroep,
maar voor de echte renners is er altijd meer geweest."
Knetemann:
"Er was een wereldkampioenschap in Oslo en wij
zaten 25 kilometer buiten de stad in een hotel. We stapten
in de bus die ons naar de start bracht en ik zag bijna
alleen maar dode vogeltjes om me heen, omdat het regende.
Ik ben opgestaan en heb gezegd: 'Jullie zouden geld
mee moeten nemen om in de stromende strontregen een
wereldkampioenschap te mogen rijden, zo mooi is dit
vak. Bekijk het van de positieve kant: de helft van
het peloton is al afgeschreven met dit weer, die gasten
kunnen niks op een natte weg. Dus stroop je mouwen op.
Dat heeft Post ons altijd voorgehouden: niet zeiken,
wat gebeuren moet, moet gebeuren."
Post:
"Ze maken van hun hobby hun beroep en dan gaan
ze 't ineens niet meer leuk vinden. Ga dan lekker achter
een bureau zitten, daar is het droog."
Knetemann:
"Jij wilt niet weten hoe lang Jaap van Zweden op
z'n viool zit te oefenen. Uren. Úúren."
Post:
"Je moet er als ploegleider voor zorgen dat
jonge renners verslaafd raken aan het wielrennen. Dat
ze op een gegeven moment niet meer zonder De Fiets kunnen.
Door die verslaving ga je het graag doen. Is die verslaving
er niet, dan kun je het als je ouder wordt niet meer
opbrengen om te trainen. Een béétje verslaafd,
dan ben ik al tevreden."
Wat
is mooier: 200 kilometer fietsen of Het Spel?
Post:
"Het spel, uiteraard. Als de tv-uitzending
van een bergrit om tien uur begint, zit ik om tien uur
voor de buis. Niet om de renners al die uren te zien
trappen, maar om te zien hoe de koers in elkaar wordt
gestoken. Zie ik dat er voorlopig niks gaat gebeuren,
dan zet ik 'm uit."
Knetemann:
"Ik niet. Ik zit naar de positie van die renners
te kijken, hoe ze trappen, herkenningspunten waar ook
ik langs ben gefietst, dat is zo fascinerend. Een heel
vreemd fenomeen."
Hoe
zag jullie eerste fiets eruit?
Knetemann:
"Ik kon eerder fietsen dan lopen. Reed op een driewieler
al oeverloos rondjes om de tafel."
Post:
"Bij mij kwam 't veel later. Was al achttien toen
ik genoeg gespaard had voor een frame, met niks erop.
Gerrit Schulte woonde tegenover de slagerij van m'n
vader, maar ik mocht van m'n oude heer niet wielrenner
worden. Ik was bevlogen, totdat ik met een lichaamsgewicht
van 110 kilo uit militaire dienst kwam. Op de dag dat
ik afzwaaide, werd ik ziek. Bleek achteraf m'n blindedarm,
maar wij gingen thuis pas naar de dokter als je niet
meer at en ik bleef vreten, altijd gedaan. Ik liep door
totdat die blindedarm uit elkaar sprong. Ze hebben me
voor de dood weggesleept, ik viel dertig kilo af en
dacht: ik ga weer fietsen, want fietsen maakt een mens
gezond."
Knetemann:
"Ik werd meer gegrepen door De Fiets zelf dan door
het fietsen. De racefiets van m'n buurjongen, gruwelijk
mooi ding. Na veel zeuren kreeg ik er ook een. Kon er
uren verliefd naar staren, maar ja, er werd toch van
je verwacht dat je er ook op ging fietsen en ik vond
Amsterdam-Haarlem al een gruwelijk eind, vooral met
wind tegen. De Fiets heeft twee maanden op de trap gestaan.
Door een zwager kwam ik wel bij een wielerclub terecht,
maar toen de penningmeester een paar maanden later contributie
kwam halen, had ik nog geen meter gereden. Dus zei m'n
moeder: nu kiezen. Zo ben ik wielrenner geworden."
Post:
"Ik heb moeten leren om van De Fiets te houden."
Knetemann:
"Mijn fiets stond voor m'n bed, was het eerste
dat ik zag als ik wakker werd. Zo oud als ik ben, ik
voel me hier met al die vernuftig in elkaar gezette
testfietsen om me heen als een kind in een speelgoedpaleis."
Post:
"Ik sta versteld wat ze tegenwoordig maken voor
de consument. Kijk m'n ogen uit en geniet er intens
van om met al dat moderne materiaal over het eiland
te rijden. Dat kon ik vroeger echt niet. 't Enige dat
mij boeide, was de wedstrijd, de beste zijn."
Stelling
3: De Fiets maakt het beest in je los.
Knetemann:
"Ze zeggen wel eens 'je moet over lijken gaan',
maar dat is natuurlijk niet waar. Je móét
niet over lijken, maar je gáát wel over
lijken. De koers pompt zo veel adrenaline door je lijf,
dat je als een wild beest voor je leven gaat vechten."
Ze
hebben Knetemann met stoffer en blik van de weg moeten
vegen tijdens Dwars Door België en Post met geblokkeerde
nieren het leven moeten redden, maar toch gewoon weer
op De Fiets.
Post:
"Ik had een dubbele zak van het schuren over
't zadel en die moest worden weggesneden. Kwam nogal
precies: te veel vel weghalen en de boel scheurt weer
open, te weinig en je zit zo weer met een dubbele zak.
Tijdens de operatie schijn ik zo wild te zijn geweest,
dat er iets misging: geblokkeerde nieren. Op een gegeven
moment had ik beentjes als luciferstokjes, maar ik kwam
er wonder boven wonder bovenop. Nooit meer fietsen,
zei de dokter, maar ik dacht: als ik weer echt gezond
wil worden, móét ik fietsen."
Knetemann:
"Ik wilde gewoon terugkomen en gelukkig is Greet
(mevrouw Knetemann, red.) ook niet zo'n softy. De straat
uitrijden was voor mij al te ver, maar ik wilde het
onmogelijke mogelijk maken."
Post:
"Ik was met een bowlingbaan begonnen, het was
financieel veel verstandiger geweest om bij die zaak
te blijven, want daar zat m'n geld in. Maar toch weer
op die fiets, zo gek."
Stelling
4: De Fiets oogt simpel, maar is zo gecompliceerd
als de maatschappij zelf.
Knetemann:
"Het wielerpeloton is de maatschappij in de overtreffende
trap, die onder een vergrootglas wordt bekeken."
Post:
"Er is per definitie veel spanning en een niet
altijd even positieve karaktertrek van mij is: zodra
de koers begint, zijn al m'n tegenstanders vijanden.
Dan word ik echt meedogenloos, heel erg dat ik zo ben."
Knetemann:
"Onzin Peter, de tegenstander is je vijand, dat
heb jij ons geleerd en dat is gewoon zo."
En
vervolgens ging je weg en was jíj de vijand.
Knetemann:
"Zo is het leven in de koers."
Post:
"'t Was ook een beetje m'n eigen schuld."
Knetemann:
"Het gaat niet om schuld, Peter, het gaat niet
om schuld."
Post:
"Ja... een beetje Amsterdamse humor erin gooien,
laten blijken dat ik jongens als Raas en Knetemann helemaal
niet meer nodig had..."
Knetemann:
"Logisch dat hij zo dacht; ik voelde me in
die dagen ook belabberd. Post die mij als vijand zag,
zo raar. Ik moest terugkomen van die valpartij, voelde
me met m'n brakke lijf als een soldaat tussen twee vuren,
ik kon m'n geluk niet op..."
Geluk
is verdriet dat even uitrust.
Knetemann:
"Ja, dat is waar. Ik ben buitengewoon emotioneel
en dat wordt alleen maar erger. Zie ik mezelf jankend
terug op tv, schaam ik me kapot. Op weg naar het succes
kom je zo veel ellende tegen... Dan win je eindelijk
en komen alle tranen los. Gelukstranen zijn uitgestelde
verdrietstranen."
|