Geld overmaken naar het buitenland kan soms onaangenaam veel kosten: een overboeking van €100 van Frankrijk naar Nederland kost de opdrachtgever €5,5 à €22,5. De begunstigde betaalt tussen €0 tot €6,80. De tarieven zijn afhankelijk van de banken die de opdracht uitvoeren. Een en ander valt niet goed te rijmen met de finale overgang naar één gemeenschappelijke munt per 2002.
De verantwoordelijke Europese ministers hebben deze week besloten dat grensoverschrijdend betalingsverkeer (pinnen en overboeken) in de eurozone niet meer mag kosten dan binnen de nationale landsgrenzen. Althans, vanaf 1 juli volgend jaar.
Een mooi gebaar naar de euroburger. Binnenlandse betalingen zijn aanmerkelijk goedkoper dan buitenlandse betalingen. Het scheelt een slok op een borrel. In sommige landen kosten binnenlandse overboekingen niets. Nederland is zo'n land.
Dan het pinnen. De eigen bank rekent in eigen land geen kosten voor geld uit de muur. Als men in het buitenland geld pint, kost het altijd geld. Voor dit zogenaamde buitenlandse gastgebruik betalen cliënten met een rekening bij een Nederlandse bank gemiddeld ruim €2. Rekeninghouders bij Duitse banken betalen zelfs €3,70.
Goed nieuws voor de burgers dus? Dat is maar de vraag.
Banken moeten jaarlijks vele miljarden euro's in het betalingsverkeer investeren om het voortdurend veilig, storingsvrij, snel en wereldwijd te laten werken. Het houdt dus niet op als eenmaal het 'lijntje' tussen banken is gelegd. Daarnaast zijn er banken met zeer efficiënte betalingssystemen. Nederland behoort tot het kopgroepje. Door de scherpe concurrentie lijkt het betalingsverkeer hier een maatschappelijk goed: het is overwegend kostenloos.
Ik hoor u zeggen: Nederlandse banken maken hun kosten goed door een lage rentevergoeding op betaalrekeningen en incasseren het voordeel van de zogenoemde rentedagen (de tijd tussen afschrijving bij de betaler en bijschrijving bij de ontvanger). Maar door de omvangrijke jaarlijkse investeringskosten en de sterk gedaalde rentemarge is het nauwelijks kostendekkend. Voor Nederlandse banken zou afschaffing van de tarieven op buitenlandse overboekingen het betalingsverkeer verder verliesgevend maken: men mag eigen kosten niet meer doorberekenen, maar draait ook op voor de kosten van buitenlandse correspondentbanken.
Terug naar de effecten van het Brusselse besluit. In elk geval bestaat in de eurozone geen gelijk tarief voor grensoverschrijdende betalingen, omdat de tarieven voor binnenlandse transacties per land verschillen: momenteel van nul tot €5,75 voor overboekingen en van nul euro tot 0,3% voor pintransacties. Bovendien laat de verordening de weg open om binnenlandse tarieven te verhogen of in te stellen (verbod ontbreekt). Dit zou een kostenverhoging voor alle bankcliënten betekenen.
Ook een ander scenario is denkbaar. Banken kunnen vanwege kostenoverwegingen besluiten om zich uit het kleine grensoverschrijdende betalingsverkeer (tot €50.000) terug te trekken. Men kan dat marktsegment overlaten aan buitenlandse instellingen die, dankzij al gehanteerde binnenlandse tarieven, de buitenlandse betalingsstroom wel winstgevend kunnen uitvoeren. Een andere variant is dat men gezamenlijk een nieuw daarop gespecialiseerde instelling opricht, die één winstgevend tarief voor buitenlandse betalingen hanteert en binnenlandse betalingen alleen uitvoert voor zover verband houdende met de buitenlandse betalingen. Een aldus op te zetten instelling valt buiten de reikwijdte van de verordening.
Voor burgers en kleine bedrijven betekent zulks ongemak (openen nieuwe rekening) en hogere kosten.
Aldus kan het besluit tot averechtse effecten leiden, die het beoogde einddoel van lagere, uniforme kosten in het tegendeel van ongelijk blijvende en hogere kosten voor de massa kunnen doen omslaan. Het beoogde resultaat wordt eerder bereikt indien de banken toch nog een korte tijd gegund wordt om het betalingsverkeer te optimaliseren en een laag algemeen tarief te bewerkstelligen, zoals ook de ECB voorstelt.
|