&referer=" WIDTH="0" HEIGHT="0" BORDER="0" ALIGN="LEFT" ALT="">
Eurojet

WASHINGTON
stad vol tegenstellingen

In de herfstzon lopen deelnemers aan de Mariniers-marathon in Washington, met op de achtergrond het monument voor Thomas Jefferson, de derde president van de Verenigde Staten.

door Harry Blom

WASHINGTON - De herfstzon jaagt op deze zondag de temperatuur op tot boven de twintig graden. De bladeren zijn puur goud. De eekhoorns dartelen in de tuin voor het Witte Huis. Op de Ellipse, het ronde park aan de zuidzijde van de presidentiële ambtswoning, houden twee groepjes mensen oefeningen met de football.

Daar komen we de eerste hardlopers tegen: mannen, vrouwen, ouden, jongen. Ze doen mee aan de 23e marathon van het Korps Mariniers en de hele stad zal het weten. Aangemoedigd door hun familie, vrienden en door schetterende fanfarekorpsen draaien ze, steeds vermoeider, hun rondjes door het mooiste deel van Washington.

Sobidor

Even later loop ik te huilen. Het US Holocaust Memorial Museum, de laatste aanwinst op de rij van negen indrukwekkende musea aan Washingtons Mall, is in emotioneel opzicht zware kost. Als ik, diep geschokt na het bezoek aan een tentoonstelling over het getto van Kovno (Kaunas), de Herdenkingshal betreed, waar kaarsjes branden voor de slachtoffers van de jodenmoord en de naam Sobibor zie, wordt het me te veel.

Daarna is het de beurt aan mijn vrouw. Bij het Vietnam-monument. Zijn wij soms te oud, te sentimenteel voor deze wereld? Het is verbazingwekkend, hoe snel een feestelijke stemming kan omslaan in verdriet, en dan ook weer terugzwaait.

Uit het gras van een heuveltje voor het Lincoln-monument, groeit een dun reepje zwart marmer. Over een lengte van 125 meter zwelt het aan tot ongeveer twee en een halve meter hoogte, en neemt weer af.

Het is gegraveerd met de namen van de 58.000 Amerikaanse burgers die in krijgsdienst het leven hebben gelaten in Vietnam, van 1959 tot 1975. Op de grond, voor het glimmend marmer, liggen briefjes, faxen, e-mails, allemaal speciale 'Wall Mail'.

Een gezinnetje laat zich fotograferen voor een van de monumenten van de hoofdstad.

 

De sfeer is kalm, als bij de wandeling van het graf naar de koffietafel. Ruige Vietnam-veteranen hebben hun stalletjes met memorabilia, maar zijn niet opdringerig. Een vrouw probeert uit alle macht op het hoogste punt van het monument een van de namen van gevallenen te kopiëren. Ze kan er niet bij. Een man, een vreemde, geeft haar een zetje, zodat ze een stuk papier voor de uitgebeitelde naam kan houden, met een potlood over het papier kan strijken en een kopie van de naam heeft. Het gebaar is eenvoudig en intens ontroerend. Wat moet het de doden goed doen, dat ze zo veel liefde krijgen. Een weekeinde is te kort om alles te kunnen zien in Washington, een stad met driekwart miljoen inwoners, de agglomeratie niet meegerekend. Achteraf is het maar goed dat de belangrijkste politieke bezienswaardigheden, het Witte Huis en het Capitool, zetel van de Amerikaanse volksvertegenwoordiging, het Congres, in het weekeinde gesloten zijn.

De museum-keuze is al moeilijk genoeg: de National Gallery of Art hebben we laten schieten voor een bezoek aan het National Air and Space Museum. Ook voorgenomen bezoeken aan het hoofdkwartier van de federale recherche, FBI, en de fameuze Library of Congress moeten tot de volgende keer wachten.

Het National Air and Space Museum, het vroegere Smithsonian, is met acht miljoen bezoekers per jaar het drukst bezochte museum ter wereld. En niet voor niets: de hele geschiedenis van de lucht- en ruimtevaart is er uitgebeeld, van het eerste vliegtuigje van de gebroeders Wilbur en Orville Wright uit 1903 (een nabootsing) tot aan de eerste satellieten, Dakota's, draagraketten, Spitfires, Zero's. Hier bevinden zich de enige brokken buitenaards materiaal, verzameld door bemande en onbemande maanlanders, nu in hars gegoten.

Alles in Washington is prachtig gepositioneerd. Van de Capitool-heuvel kijk je dwars door de stad, over de Mall, langs het Witte Huis en de obelisk van het Washington-monument, naar het Lincoln-monument. Nergens wordt de 'skyline' onderbroken door wolkenkrabbers, de architectuur straalt kalm conservatisme en pracht uit.

In drie eeuwen tijds hebben de Verenigde Staten doelbewust een stad neergezet die een symbool moest zijn van hun nationale trots.

Dat begon al na de geslaagde revolutie tegen de Britse koning. De grote staatsman George Washington wist een perfecte plek voor een federale hoofdstad, 16 kilometer van zijn landgoed Mount Vernon, een paar heuvels aan de rivier de Potomac. Nog voor het Congres besloot tot stichting van het federale District Columbia, was de Fransman l'Enfant, een begaafd architect, al doende zijn dromen voor een hoofdstad op papier te zetten. Hij raakte zelf buiten beeld, maar de stad, met zijn 'Mall' en behuizing voor parlement en president, is geheel zijn idee. Washington, althans het regerings- en zakencentrum, kan zich met gemak met Parijs meten.

De stadsplattegrond, l'Enfants werk, is een zogenaamde 'grid': alle horizontale straten dragen een letter, alle verticale een cijfer, alle diagonale avenues de naam van een Amerikaanse staat; de stadsplattegrond is verdeeld in vier vakken 'kwadranten', genoemd naar de windrichtingen. De metro is schoon, vrij van graffiti, de stations zijn van een Stalin-achtige allure, maar gevat in zakelijk beton.

Er is ook een ander Washington, waar niet alleen musea en machtssymbolen huizen, maar mensen wonen. Dat zijn voor het overgrote deel - ruim 70 procent - zwarten. Grote steden in de VS hebben altijd als een magneet gewerkt op de afstammelingen van de negerslaven, op zoek naar welvaart en vrijheid. Washington heeft ruim zijn deel gekregen.

In reisgidsen wordt er al voor gewaarschuwd: begeef u 's avonds bij voorkeur niet buiten de noordwest-kwadrant. Zo worden ineens attracties als het Capitool en het volledig gerenoveerde Union Station tot verboden gebied: 'off limits'.

Wat daar wel buiten valt is de wijk Adams Morgan, een grote verzameling exotische restaurants en cafés in het noorden. Maar een paar blokken daar naar toe lopen wordt al afgeraden: "Neem liever een taxi".

Ons hotel, op de chic ogende Rhode Island Avenue, blijkt pal op de grens te liggen tussen 'wit' en 'zwart'; een overgang is er niet. Binnen, de gebruikelijke waarschuwingen vooral alles goed af te sluiten en geen waardevolle dingen buiten de kluis te laten.

Dit huis heeft vroeger ongetwijfeld voorname bewoners gekend.

 

Niets bijzonders, maar waar het hotel aan de voorzijde er mooi uitziet, kijk je aan de achterkant uit op een verzameling achtermuren, steegjes en veldjes, niet bepaald Fifth Avenue of de Champs Elysées. Op de hoek begint de andere wereld. Het is een echte schok, te zien dat een lommerrijke straat vol herenhuizen van de ene deur op de andere verandert in een verzameling verlepte grandeur, haveloze tuintjes, slecht geverfde woningen. De verloedering is des te schrijnender omdat de huizen overduidelijk gebouwd zijn voor deftige bewoners. Hele blokken ontbreken soms. In de open stukken zijn parkeerterreinen gemaakt. Er zijn maar weinig bewoners op straat.
De middenstand wordt gekenmerkt door drankwinkels met zware luiken, shabby supermarkten, verkooppunten van junk food. In deze wijken hebben de grote opstanden van de jaren zestig en zeventig gewoed; de buurt heeft zich er nooit van hersteld.

Publicatiedatum = 03 juni 2000