|
Moederziel
alleen op een doodstil strandje
De
Atlantische Oceaan
als badkamer
door
JOS VAN NOORD
GRAN
CANARIA - Dat ik uitgerekend m'n zwembroek ben vergeten,
maakt op Playa de Guigui niks uit: behalve oma Carmella
van bijna zeventig, die in haar strandhuisje zingend
soep staat te koken van verse groenten, is hier helemaal
niemand. Niemand!
|
De
westkust van het eiland biedt sprookjesachtige
uitzichten. EIGEN FOTO'S
|
Het
stilste strand van de Atlantische Oceaan, aan de winderige
westkust van het Spaanse eiland Gran Canaria. Omdat
er in de zee aan deze kant van het eiland dikwijls gevaarlijke
stromingen zijn, komen er haast geen boten. De enige
manier om het verlaten Guigui-strandje dan te bereiken
is een bergwandeling van vijfeneenhalf uur over vulkanische
pieken van wel 1500 meter. Wie na zo'n adembenemende
tocht over smalle bergpaden wel een soepje lust of een
vers visje, moet oma Carmella tevoren even opbellen:
dan staat het pannetje bij aankomst al te pruttelen
op een houtvuur.
Tien
jaar geleden al werd er telefoon naar deze uithoek aangelegd
en als je in de bergen dreigt te verdwalen, dan volg
je gewoon de telefoonleiding. Die telefoon is eigenlijk
het enige: verder is er van alle moderne gemakken niets.
Geen elektra, geen gas, geen tv, geen koelkast, geen
krant, geen douche, geen wc. Maar 's avonds heeft oma
Carmella, moederziel alleen aan het strand, vaak maanlicht
en al zijn er ook kaarsen, meestal gaat ze bij vallend
duister al naar bed. Of ze moeten, zoals laatst, weer
vuurwerk afsteken op het naburige eiland Tenerife. Prachtig
was dat.
Ze
heeft wel een transistorradiootje. Maar wat daaruit
komt, vindt ze maar saai. "Daar val ik meestal van in
slaap." Haar twee honden bewaken dan het huisje met
het bamboe-terras.
Wijzend
naar de azuurblauwe oceaan: "M'n bad ligt pal voor de
deur. Het is ook altijd vol. En m'n toilet is de rivierbedding."
|
Carmella
Diaz Sanchez schilt een aardappel voor haar fameuze
soep.
|
Carmella
woont hier al meer dan een halve eeuw, haar ouders en
grootouders woonden ook al aan dit bounty-strand. "Ik
ben in dit strandhuisje verwekt", lacht Carmella, die
officieel Carmen Diaz Sanchez heet. Voor geen prijs
zou ze meer weg willen. "Ik kan doen en laten wat ik
wil, niemand die me ziet. Ik sta op wanneer ik wil en
ik ga slapen als ik denk: komaan, morgen is er weer
een dag. Natuurlijk vind ik het wel leuk als er eens
iemand langskomt. Af en toe zie ik m'n kinderen en m'n
kleinkinderen. Als ze vrij zijn en de zee is niet te
ruw, komen ze met een vissersboot wel eens buurten,
in het weekeinde. En heel af en toe komt er wel eens
een wandelaar. Maar verder heb ik hier het rijk alleen.
Heerlijk, met niemand iets te maken. Dat geweldige gevoel
van onbekommerde vrijheid zou ik voor geen goud willen
missen", zegt ze.
Het
laatste gehucht
Dat
we oma tevoren moeten bellen om iets te eten te maken,
horen we eigenlijk bij toeval van haar kleinzoon Cuco,
die het restaurant beheert van de camping bij Tassatico.
Dit is het laatste gehucht, in de westhoek van het eiland,
dat vanuit het stadje Mogan nog over een verharde weg
te bereiken is, niet eens zo ver van het vissersplaatsje
San Nicolas de Tolentino. Buitenlandse toeristen zie
je hier helemaal niet, zelfs niet in het zomerseizoen.
Niet een. Dit is de plek waar de inwoners van het zonovergoten
vakantie-eiland Gran Canaria zélf op vakantie
gaan of in de weekeinden wat op adem komen van alle
drukte rond de kwart miljoen toeristen uit heel Europa
die hier altijd wel verblijven op of bij de afgeladen
zandstranden van San Bartolome de Tirajana, van de dunas
bij Maspalomas, het strand van San Augustin of de Playa
del Ingles.
Een
uitgelezen plek dus, het romantische en stille strand
van Guigui, voor toeristen die even willen ontsnappen
aan het vakantiegeweld van de overbekende playa's. "Neem
wel een paar flessen water mee en een stok, trek stevige
wandelschoenen aan en vertrek vroeg, want dan is het
nog koel", had Cuco geadviseerd. "En doe grootmoeder
de groeten!"
|
In
zo'n houder laten herders en jagers hun wandelstok
achter.
|
Van
Tassatico loopt een stoffig pad richting zee, helemaal
naar de playa del Asno. Maar na zo'n vijfhonderd meter
begint, aan de rechterkant, het bergpad naar het afgelegen
Guigui. Als je niet goed oplet, loop je er zomaar aan
voorbij. Herders en jagers plaatsen hier, bij terugkeer
in het dorp, hun wandelstokken in een ijzeren houder.
Zo'n stok moet je meenemen, want die is onontbeerlijk
bij de niet ongevaarlijke afdaling naar het strand,
over losse stenen en vulkanisch gruis, aan de andere
kant van de berg, die over eenkronkelend jaagpad eerst
beklommen moet worden.
Verder
wijst de klim zichzelf. Alom schieten reusachtige cardon-cactussen
uit de rotsen omhoog. Ze worden ook wel kandelaar-cactussen
genoemd en dat is geen wonder, want eenmaal in bloei,
met de rode bloemetjes in hun toppen, zijn het met een
beetje fantasie inderdaad net kaarsen die branden. De
cardon is typisch voor Gran Canaria, waar in de zomerse
droogte cactussen in het gebergte eigenlijk het enige
groen vormen. Ook de drago-planten kunnen met heel weinig
water toe: ze overleven eigenlijk van de nachtelijke
dauw, want regenen doet het hier vrijwel nooit.
Toch
zijn er op Las Canarias, die deel uitmaken van de 'gelukzalige
eilanden', meer dan 2000 plantsensoorten, waarvan wel
500 endemisch voor deze eilanden. Vergelijk dat bijvoorbeeld
met Groot-Brittannië, 34 keer zo groot als de Canarische
Eilanden: daar zijn 1600 plantensoorten bekend, waarvan
slechts 15 endemisch. De Canarische flora is uniek in
de wereld: veel planten en bloemen die oorspronkelijk
van het vasteland komen, zijn overal elders allang uitgestorven.
Zij overleefden uitsluitend op de zeven vulkanische
Canarische Eilanden, tussen drie continenten in de Atlantische
Oceaan en niet zo ver van de westkust van Marokko, en
dit is dus de enige plek waar ze nog te vinden zijn.
|
Een
cactus heeft genoeg aan een beetje dauw om te
groeien.
|
Dat
voel je als je hier loopt, op weg naar het stille Playa
de Guigui. Een machtig gevoel, naar de eenzame hoogte
van het gebergte, zoals je soms ook moet klauteren en
steeds moet oppassen dat je niet onderuit gaat op rollende
stenen, terwijl je toch niet alleen op het pad wilt
letten, maar ook op de fascinerende omgeving anders
ontgaat je zoveel moois van dit adembenemend mooie,
maar ruige, maanachtige landschap. En je voelt ook je
voeten, want de stenen zijn hard en hoekig.
Wat
een bergtocht: enkele maanden geleden nog werd hier
een Duits meisje gevonden, vijftien dagen nadat ze was
omgekomen van uitputting, doordat ze was verdwaald.
Je kunt de urenlange tocht naar Guigui ook beter niet
alleen maken, mobiele telefoons doen het zo ver van
de bewoonde wereld niet en als er wat fout gaat, wie
zal er dan hulp gaan halen?
Oma
Carmella staat met uitgestoken armen en het eerste dat
ze aanbiedt, is water. "Dankzij de natuurlijke bron
is er altijd water, genoeg voor mijn dieren, m'n twee
geiten en m'n kippetjes, voor de bezoekers en voor mijzelf.
Het natuurlijke mineraalwater van Guigui", zegt ze.
Twee
keer in de maand komt er een bootje met voorraden: aardappels,
rijst en een paar zakken meel voor het brood, dat ze
zelf bakt in de oven naast haar huisje. Zeep, waspoeder
en koffie. Ham, zout, mosterd, petroleum. Van die dingen.
Groenten en fruit heeft ze van eigen grond. Citroenen,
bananen, druiven en vijgen. Zelfs maïs voor de
kippen.
Levenswijsheid
|
Het
terrasje naast de
woning van Carmella.
|
Voor
de 'potaje', haar zeer stevige groentensoep met linzen,
knoflook en aardappel, trekt ze drie wortels uit de
grond van haar tuintje. Oma heeft een opgeruimde natuur,
zingt er vrolijk op los: "Ik ben zo eerlijk als goud
en ik heb altijd het rechte pad bewandeld. Maar als
ik ergens nog schulden heb, kunnen ze de pest krijgen!"
zingt en lacht ze tegelijk. Soms schrijft ze gedichten,
Carmella. Dan moet ze wel 'in the mood' zijn. "Ach,
ik heb geen enkele schoolopleiding gehad, maar gelukkig
heb ik mijn zes kinderen wel levenswijsheid kunnen meegeven",
zegt ze als ik mijn handdoek aan een lijntje heb gehangen
in de zon, na een halfuurtje dobberen en duikelen in
de branding van de frisse, glasheldere oceaan. Een paar
grote salamanders schieten weg onder rotsblokken.
Met
de milieudienst van het eiland leeft Carmella in onmin
sinds ze werd gedwongen haar veertig geiten te verkopen
omdat die de bijzondere cactusvijgen bij het strand
van Guigui zouden opeten. "Dat beweerden die lui uit
de stad. Heb jij de stekels van die vruchten wel eens
geproefd? Nou, daar wagen mijn geiten zich niet aan.
Toch moest ik m'n geiten verkopen. Twee mocht ik er
houden van die milieu-inspecteurs. Volslagen gek zijn
ze, completamente loco!"
Carmella
zet alvast een bord met gebakken bicua-vis op tafel,
maar zegt dat ik nog even moet wachten: eerst de potaje.
Een prachtig bord oergezonde soep. Er drijft zelfs een
twijgje tijm in. Plagerig vraag ik of dat er van het
strand in is gewaaid, maar als door een wesp gestoken,
schiet ze terug: "Er waait hier niks in mijn potaje!
Lust je nog een bordje? Twee maanden geleden was hier
ook zo'n mooie wandelaar en die nam wel drie borden
soep. Dat ik zei: jij legt straks onderweg terug zo'n
groot blok kunstmest, dat kun je beter meenemen naar
het dorp. Dan kun je 'm nog inruilen voor een zak cement!"
|
Voor
inlichtingen
|
Spaans
Bureau voor Vreemdelingenverkeer,
Den Haag,
telefoon 070-3636570;
website: www.spaansverkeersbureau.nl;
Patronato de Turismo,
Gran Canaria,
telefoon 00-34-928-762591.
|
|
|