zaterdag 10 februari 2001

GUADALEST

WONEN OP EEN SPAANSE BERGPIEK

door Nico van der Zwet Slotenmaker

GUADALEST - Dat de mensen vandaag de dag wat apart willen wonen, is te begrijpen. Wie wenst er in deze jachtige tijd niet een beetje rust, al is het maar in de vorm van een vrijstaand huis.

De historische torentjes op de
bergpieken bepalen het beeld.

 

Maar vroeger, eeuwen geleden was er toch nog ruimte zat zou je zeggen. En ook toen zocht men vaak de meest onherbergzame plekken op om een eigen pandje op te zetten. De geschiedenis geeft daar vele voorbeelden van en maakt ook duidelijk waarom enkelingen en groepen de echt bewoonde wereld zo ver mogelijk achter zich wilden laten. Geloofsvervolging of verbanning zijn enkele voorbeelden. Machu Picchy, de Inka-stad, werd op een 'onvindbare' plaats gebouwd, toen men in Zuid-Amerika al snel de indruk had dat de binnentrekkende Spanjaarden weinig goeds in de zin hadden.

Met het Spaanse Guadalest, een dikke 70 kilometer van Alicante het bergland in, schijnt het anders te zitten. De oude kronieken geven geen reden en antwoord op de vraag waarom men destijds nu juist hier in alle verlatenheid en zo moeilijk bereikbaar wenste te wonen.

De Moren kwamen er in 715, dat staat wel vast. Ook dat er toen al mensen bivakkeerden die door de nieuwkomers echter zo goed als ongemoeid werden gelaten. Het kasteel zal toen zo ongeveer zijn ontstaan en hoewel het uiterst lastig was er in door te dringen moet dat toch een paar keer zijn gelukt, want de Moren en de Spanjaarden trokken er beurtelings in en ook weer uit. Daar dit soort verhuizingen bepaald niet zonder slag of stoot plaatsvonden, is het logisch dat we op dit moment geen volledige burcht meer kunnen bewonderen. Op verschillende bergpieken staat nog een vestingtorentje, zodat je meer het idee hebt dat het vroegere vestingwerk iets moet hebben weg gehad van de Chinese Muur.

Verdedigingswerk

De tunnel naar het oude kasteelcentrum is er ook nog en daar is nu ruimte gemaakt voor een toeristisch centrum in eeuwenoude pandjes die allemaal een fors stuk geschiedenis met zich meedragen. Want ook vroeger was zo'n verdedigingswerk een dorp op zich met handwerklieden en andere neringdoenden in onmiddellijk bereik.

Torentjes van het oude kasteel dat zo'n beetje moet zijn omgeven door een soort Chinese Muur.

 

Pas als er zich meer mensen vestigden en dat gebeurde in die tijden zeer regelmatig moesten ze hun behuizingen buiten de poorten bouwen om er uiteraard razendsnel doorheen naar binnen te glippen als er onraad dreigde. Dat is in Guadalest ook gebeurd, maar voorlopig blijven we even binnen om in de eerste plaats Huis Orduna te bezoeken. Het is het hoogste huis van de nederzetting en derhalve ook het voornaamste. Zoals de naam al zegt, is het van de familie Orduna, een geslacht van Baskische afkomst dat in deze streken hoge ogen gooide als vertrouwenspersonen van de Gardona, admiralen van Aragon, waaraan zij als markiezen en slotvoogden heel lang hun diensten verleenden.

Aardbeving

Toen na de aardbeving van 1644 alles in deze omgeving weer een beetje moest worden opgebouwd werd aan de Orduna's het fort toevertrouwd en mochten ze er ook een woning bouwen.

Hoewel in de successie-oorlog van 1708 het pand in brand werd gestoken en geplunderd werd, begon de familie met frisse moed opnieuw en het resultaat mag gezien worden. De inrichting van de zalen stamt uit de meest glorievolle periode, al zegt de folder 'dat we niet moeten vergeten dat het gebouw steeds een groot huis in een klein dorpje is geweest, gedompeld in een landelijke omgeving en geografisch heel ver van de invloeden van de hoofdstad die meer vatbaar was voor esthetisch smaakveranderingen'. Des te beter dus. Nog echt authentiek en niet verpest door allerlei modegrillen.

Foto uit het Huis Orduna met waarschijnlijk de hele bevolking van het dorp in vroeger jaren.

 

In de hal nog de prachtige spitsbogen, in de zalen talloze kunstvoorwerpen als schilderijen en beelden, in de keuken de oorspronkelijke inrichting en in de eetkamer een collectie aardewerk met twee Valenciaanse stukken uit de zestiende-eeuw en een zilverkast. Ook foto's. Waarschijnlijk met de bevolking van het hele dorp erop, want hoewel Guadalest op dit moment 165 inwoners telt, was het eeuwenlang nog kleiner. Op een plekje van zestien vierkante kilometer kon je trouwens ook niet veel mensen kwijt. En dan de doden nog uiteraard. Die werden via een levensgevaarlijk kronkelpaadje naar het allerhoogste punt gebracht in de niet tegen te spreken veronderstelling dat ze dan dichter bij de hemel zouden zijn.

Of men daar vandaag in Guadalest nog weleens bij stilstaat, lijkt zeer de vraag, want naast de bergtorentjes, het huis Orduna en de historische geveltjes is het dorp verder zonder enig verzet aan de toeristenindustrie overgeleverd. En in tegenstelling tot de eerste bewoners die enig avontuur en inventiviteit toch niet kan worden ontzegd, kijken de huidige ondernemers kennelijk niet verder dan de etalage van hun buurman. Dat iemand een miniatuurmuseum opzet, is op deze plek dan wellicht niet meteen verklaren, maar het moet dan maar. Als een andere exposeur daar een microminiatuurmuseum tegenover plaatst, lijken we echter te maken te hebben met teveel gokken op hetzelfde paard. Niet dat ik niet ben gaan kijken overigens. Zo zag ik bijvoorbeeld de naaktje Maja op een vliegenvleugel en een roos op een haar. Geschilderd waarschijnlijk met de hulp van dezelfde microscoop die mij vandaag ook ten dienste staat.

Buiten is het in deze tijd van het jaar best koud. Ook daar hebben de middenstanders op ingespeeld, want de paar die geen eigen museum hebben, zitten zonder uitzondering in de horeca en bieden de ook in de winter talloze bezoekers in alle talen warme dranken aan.

Het foltermuseum wil mij ook nog binnen haar deuren, maar dat weiger ik. De afbeelding van een gruwelstoel die iemand op scherpe punten tot gehakt laat verzakken, is meer dan voldoende. Ik wil nog wel graag een aardig beeld van Guadalest voor ogen houden.

EIGEN FOTO'S