&referer=" WIDTH="0" HEIGHT="0" BORDER="0" ALIGN="LEFT" ALT="">

Wandelen in Oostenrijkse bergen staat voor mooie bloemen, marmotten, en vooral veel rust

Wandelen goed voor lichaam en geest

door Angelo Vergeer

MAUTERNDORF - Oostenrijk staat voor bergen dus voor skiën. Hele volksstammen trekken er in de winter naartoe om met een rotgang naar beneden te roetsjen, om beneveld te raken door de Jagathee, om lol te maken in de sneeuw.

Hier komt de nodige stuurkunst aan te pas.

Maar bergen blijken ook te staan voor wandelen. Voor mooie bloemen, grappige marmotten, vergezichten, en rust, vooral véél rust.

Op initiatief van het Oostenrijks Toeristenburo wilden we dat laatste ook wel eens meemaken. Dus trokken we de bergschoenen aan, in afwachting van de meest saaie onderneming uit ons leven.

Nou, vergeet dat maar...

Als je denkt dat je alles gehad hebt, regen, wind, kou en mist, begint het opeens ook nog te sneeuwen! Dikke vlokken schieten om ons heen. En dat in augustus, hartje zomer. Wat krijgen we nou? Dát hadden de glimmende folders over Oostenrijk ons niet beloofd.

Wandelen in de bergen van Oostenrijk betekent wandelen in de natuur. En de natuur staat natuurlijk niet alleen voor zonneschijn. Regen hoort erbij, hoe nat ook, zelfs sneeuw. Dus gaandeweg, we moeten wel, leren we ook daar de charmes van inzien. De bergen om ons heen maken zich klein, lijken ons te willen beschermen tegen een nevel van kou. En omdat er aan de buitenkant toch weinig te zien valt, ga je onbewust bij jezelf naar binnen lopen kijken.

Wat, in de uren dat we voortsjouwen, opmerkelijk genoeg bevrijdend werkt. Het is half negen in de ochtend, er is geen mens te bekennen. We worden stevig omarmd door Moeder Natuur, blij met ons bezoek, terwijl, zo realiseren we ons dan, op datzelfde moment de ringweg rond Amsterdam moet zijn dichtgeslibt met ronkende en rokende auto's, Nederland gestresst op weg naar zijn werk is gegaan.

Kortom: het is hier nu al fantastisch!

Rugzak

Claudia Mairböck van het Oostenrijks Toeristenburo in Amsterdam had ons dat reeds verzekerd. Wandelen in Oostenrijk is goed voor lichaam en geest. Je komt los van de wereld bij elke stap die je hoger zet. Een paar goede bergschoenen, écht een vereiste; een rugzak met daarin een extra trui en een lunchpakketje met een fles water; en eventueel een wandelstok is eigenlijk alles wat je nodig hebt. Anders dan bij de wintersport waar voorgeskied moet worden opdat de leraar je ervaring kan inschatten, kijkt een berggids alleen maar naar je postuur. Klaar. Lange benen spelen daarbij géén rol (gemakkelijk bij het dalen misschien, maar klimmen gaat toch voetje voor voetje), hoogstens iemands gewicht. Elke lichaamskilo moet immers mee naar boven. Ook leeftijd is van geen invloed.

Tijd voor een praatje, want 'haast' is een woord dat ze in de bergen niet kennen.

Wat duidelijk wordt als we na de Oberhüttesee moeizaam naar de Lungauertop klimmen. Met een gevoel van: waar is mijn adem gebleven? Houden mijn benen stand? Krijg ik geen blaren? Wanneer is het pauze? Als dan opeens uit de nevel vier mensen stappen. Zo tegen de zeventig. Een man met een hond en drie alpenzusjes, hun grijze permanentje ietwat verzakt. Gezellig babbelend. Ze zijn die ochtend lekker vroeg vertrokken voor een lekkere wandeling en gaan nu voor een lekker kopje thee richting de hut. Hijgend kijk ik ze na.

Lift

Raar blijft het. Kijk je naar boven, dat denk je: dat háál ik nooit. Kijk je naar beneden, dan denk je: wat zit ik al hóóg!

Prachtige foto's ter herinnering.

Wandelen in Oostenrijk kan op vele manieren. Te beginnen bij de skilift. De belangrijkste stoeltjesliften blijven ook zomers veelal in gebruik. Voor een doorgewinterde skiër is het even wennen: het geluid is hetzelfde, maar de wereld beneden je is groen! Boven aangekomen geeft een plattegrond aan hoe je weer naar beneden kunt. Net als met skiën: blauw staat voor een makkelijke afdaling, rood voor een iets pittigere tocht. Maar over het algemeen is het een kwestie van: volg het pad. Alle wegen leiden uiteindelijk naar het dal.

Wie geen uitzicht wil hebben op liften, kabels, en palen kan de plaatselijke VVV binnenstappen en aan de Fraulein achter de balie vragen om een mooie route. Van een uurtje, of twee, of acht; alles heeft zij in de aanbieding, al dan niet met gids. Onderweg is er steevast bewijzering, in de vorm van bordjes of geverfde stenen met een Oostenrijks vlaggetje.

Wij kozen voor Lungau; na Salzburg rechtdoor richting Villach en bij Mauterndorf eraf. Een leuk Oostenrijks dorpje wacht ons op. Met een grote kerk en een nog groter kasteel op een bergpunt. Waar we overnachten bij mevrouw Steffner-Wallner die een knus Gasthof drijft en haar gasten uitzwaait als ze op pad gaan. Typisch Oostenrijk. Gezelligheid wordt niet verkocht, maar is er gewoon standaard. 's Avonds speelt op het dorpsplein zo'n Tirolerorkestje van mannen met tuba's en trompetten én hoedjes met een veer.

Kievit

Wandernführer Marianne Hössel, ze oogt als een Française, is 58 jaar, en loopt als een kievit, neemt ons in één oogopslag op, en zegt dan dat we hoog de bergen in zullen trekken. Geen wandelingetje van een uur of drie, nee, vijf á zes. Niet in het dal blijven hangen, tussen de bloemen, de bomen en de watervalletjes, maar hup, richting de toppen. Want dáár is het Aussicht!

Helaas, de wolken slokken ons dus op. We lopen er met ons hoofd in. In de striemende regen en de kou. We ontwaren een meertje zonder horizon, alsof het wegloopt in een honderdmeterhoge waterval. En bij elk punt dat we rechts of links afslaan, priemt Marianne met haar vinger in de nevel. "Oh, hier is toch een mooi uitzicht! Maar ja..." Van Obertauern, wat al ongeduldig wacht op skiliefhebbers, via de Oberhüttesee waar we in een berghut, met een geborduurd Grüss Gott aan de muur, zoute soep weglepelen klimmen we richting Lungauer Kalkspitze (2.471 meter) en zakken dan af naar de Giglachsee, naar de Ignaz Mattishütte voor de nacht.

Ook bij minder goed weer is het toch genieten in de bergen en blijken koeienbellen bakens in de mist.

Nee, de wereldberoemde Edelweiss komen we onderweg niet tegen. Uitgestorven langs het pad, vertelt de gids, maar gelukkig nog niet in desolatere berggebieden. De Murmeltieren, wij kennen ze als bergmarmotten, laten op deze verregende dag evenmin hun koppies zien. Maar de koeien maken veel goed! Na uren van eenzaam wandelen weerklinkt daar opeens hun gebel, eentonig, als bakens in de mist. Milkakoeien! Op het moment dat ze ons zien, sjokken ze op ons af, likken ze het zweet van onze handen.

Zwart

Dan doemt de Ignaz Mattishütte op, aan een groot bergmeer dat er ijzig zwart uitziet. Binnen in de houten hut is het warm, al wil de douche niet echt op temperatuur komen. De Doppelzimmer en de Tridoppelzimmer zijn al vergeven aan een stel Belgen die al voor de vierde keer de bergen hebben opgezocht. Antwerpen is een mooie stad, maar ja, wel vlak hè. Daarom zijn ze hier. En ze genieten, of de verslaggever dat vooral wil noteren. Van wat? Ze kijken me aan of ik soms blind ben, dus van doorvragen zie ik af. Wij nemen genoegen met een 22-persoonskamer en slapen onder twee opgehangen en in elkaar geplakte Jumbo-puzzels waarvan de bergtoppen alweer aardig loslaten. Tip: elke berghut, hoe geïsoleerd gelegen ook, heeft telefoon, dus van tevoren een eigen kamer boeken is geen gek idee. Net als het meebrengen van een zaklamp: licht in de hut is schaars.

Je kunt er wat eten of zelfs slapen, sommige zijn eenvoudig van inrichting, andere weer comfortabel, maar berghutten zijn er overal.

Om zes uur in de ochtend wacht het ontbijt. En hoera, de zon! Onze gids is niet verbaasd. We lopen niet voor niets Die Tauern Sonnseiten Tour. De hemel kleurt zó diepblauw dat het niet meer voor te stellen valt, de regen en de mist van de dag ervoor. Jassen en truien kunnen eindelijk uit.

Schokdempers

De knieën gedragen zich als Koni-schokdempers, want we dalen af naar Mariapfarr, een dorpje in het dal. De hele wereld ligt nu voor ons, zo ver we kunnen zien en ver kunnen we zien. Niemand komen we tegen. Dan worden na verloop van tijd de rotsen bloemen, Alpenlupine en Alpenklokjes, de vliegen vlinders, komen de dennebomen weer in beeld, eerst hun kruinen, en verdubbelt het bergstroompje zich tot een watertje, een beek, tot een bruisende rivier. En ook de temperatuur loopt op, van 5 naar 25 graden.

Eén met de natuur en absolute stilte om je heen.

Op het moment dat de bergen zich terugtrekken naar op eerbiedwaardige afstand, we moeders met kinderwagens tegenkomen, vaders in Lederhose, op het moment ook dat we de eerste auto's zien, de bussen met dagjesmensen, geven we er de brui aan. Nemen we een taxi terug naar af. Want als je eenmaal in die eenzame wildernis van de bergen hebt rondgedoold, één bent geweest met de natuur, de weergoden hebt getrotseerd, dan neem je natuurlijk geen genoegen meer met plat bermtoerisme...

REISWIJZER:

Ziet Oostenrijk 's winters bijkans zwart van de sneeuwliefhebbers, 's zomers is het land van de bergen een oase van rust en groen. Mooi om te wandelen dus. Dat kan voor een paar uurtjes tot meerdere dagen per week. Iedere VVV in elke stad kan daar alles over vertellen en desgewenst bepaalde routes uitstippelen, al dan niet met overnachtingen in een berghut, al dan niet met een gids.

Zomers kun je over de gletsjers lopen.

Wie een heuse wandelvakantie wil ondernemen, doet er goed aan zich hier al voor te bereiden. De meeste reisboeken over Oostenrijk behandelen ook het wandelen in de bergen, op welke hoogte ook. Gidsen, folders en gespecialiseerde informatie zijn weer te verkrijgen bij het Oostenrijks Toeristenburo, telefoon: 020-4682857.

Foto's: Frank van den Berg

Publicatiedatum = 19 december 1998

terug Oostenrijk intro