&referer=" WIDTH="0" HEIGHT="0" BORDER="0" ALIGN="LEFT" ALT="">

Museum Meerenburg:
145 jaar Nederlandse psychiatrie

Waanzinnige toestanden in vroegere inrichting

door Nico van der Zwet Slotenmaker

SANTPOORT - Psychiatrische patiënten zijn er altijd geweest, maar het heeft heel lang geduurd voordat ze ook als zodanig werden onderkend. Rond 1800 werden krankzinnigen samen met afstotelijke zieken, misdadigers en onmaatschappelijke lieden opgesloten. Zij werden niet als een afzonderlijke groep behandeld. In de gasthuizen en gestichten heersten erbarmelijke toestanden.

De patiënten werden destijds heel 'kort' gehouden. Vastbinden (onder andere in wisselbaden) was een normaal verschijnsel.

De verblijfsruimtes waren vervuild en veelal onverwarmd, de voeding was uiterst karig, de kleding gebrekkig. Razende dollen werden opgesloten in smerige, kleine cellen en ingetoomd met allerlei dwangmiddelen als kettingen, enkel- en polsboeien, dwangstoelen, dwangbuizen en dergelijke.

Deze harde waarheden staan opgetekend in de handleiding die wordt verstrekt aan de bezoekers van Museum Meerenberg in Santpoort waar in een permanente tentoonstelling 145 jaar Nederlandse psychiatrie en de historie van het hier gevestigde Provinciaal Ziekenhuis worden belicht.

Verschrikkelijke toestanden moeten het destijds zijn geweest, niet het minst door de 'zorg' van de leiders van de inrichtingen die in de eerste plaats uit waren op eigen gewin en vaak uit de onderste lagen van de bevolking werden geworven. Wie wel eens een blik in 'Oliver Twist' heeft geslagen kan zich daar wel wat bij voorstellen.

Groot drama

Ontslagen tuchthuisboeven, aan zeer lager wal geraakte zeelieden en ander gespuis waren altijd nog wel goed genoeg om als 'oppasser' dienst te doen, gewapend met het idee dat schelden en slaan prima middelen waren om de waanzinnigen weer bij hun positieven te brengen. Het was een groot drama.

Het zeer interessante museum is gevestigd in het voormalige koetshuis.

Toch waren er gelukkig nog genoeg mensen oprecht begaan met het lot van de krankzinnigen en maakte het ministerie van Buitenlandse Zaken al rond 1820 plannen tot het oprichten van bijzondere gestichten voor de verpleging en genezing. In 1841 kwam er een krankzinnigenwet die vrijwel onmiddellijk leidde tot de stichting van 'Meerenberg'.

De eerste geneesheren van het ziekenhuis waren zo verstandig ook eens over de grenzen te kijken en naar Engels voorbeeld kwam een einde aan de lijfsdwang met kettingen, boeien en dergelijke.

'Meerenberg' was daarmee het eerste gesticht op het vaste land dat deze methode ('no restraint') toepaste. Het doel was de zelfbeheersing van de patiënt te versterken. Essentieel daarbij was een zachtmoedige en liefdevolle omgang. Daartoe moest personeel worden opgeleid en ook hierin nam 'Meerenberg' het voortouw.

'Werkverschaffing werd ontdekt als krachtig middel tot genezing. Regelmatige arbeid leidde de (verwarde) gedachten af, zorgde voor nieuwe denkbeelden en was ook nog eens van economisch nut voor het gesticht.'

Laars van Junot

Uiteraard werd niet onmiddellijk afstand gedaan van oude genezingsmethoden. Bloed aftappen bleef nog lang in zwang en ook zag men nog heil in het moedwillig veroorzaken van zweringen en abcessen op de hoofden van de lijders in de veronderstelling dat op deze manier de kwade sappen gemakkelijker zouden kunnen verdwijnen. Ook de zogenaamde 'Laars van Junot' werd niet onmiddellijk verbannen.

Hij is nog in het museum te bewonderen. Een koperen laars waarin het been van de patiënt vacuüm werd gezogen. Die leed daarbij hevige pijnen, maar dat moest hij er maar voor over hebben, want op deze manier daalde het bloed van zijn hoofd naar zijn onderdanen, in z'n val alle ongerechtigheden uit de hersens meeslepend. Nou ja, het was goed bedoeld en de heer Junot verkocht zijn vinding in 1855 voor ƒ43,75 per stuk. Aan koper is het vandaag de dag meer waard, al hebben we nu een iets andere gulden.

Over geld werd destijds wel degelijk gesproken, want verzekeringen en voorzieningen waren er niet. Arme patiënten (of liever hun familieleden) moesten dan ook aankloppen bij kerkgenootschappen en andere instellingen. Rijke patiënten betaalden zelf. In 1907 ƒ1350,- per jaar, destijds een kapitaal van vele jaarsalarissen. Zij belandden in de eerste klasse. Daarna liep het snel af maar de vijfde categorie, die overigens ook altijd nog ƒ320,- per jaar noteerde.

In het museum is het verschil te zien in de gedekte tafels voor de twee afdelingen. Om ervoor te zorgen dat rijke patiënten optimaal in de watten werden gelegd zond de familie eigen bedienden mee en schilderijtjes op meubelstukken waaraan de lijder bijzonder was gehecht.

Als een dier in het stro.

Het is allemaal een beetje nagedaan in het museum, dat er vooral kwam door de zorg van de heer A. Jonker, die van 1936 tot zijn pensionering coördinator van de tuin- en technische dienst van het Provinciaal Ziekenhuis was.

Ook tijdens ingrijpende moderniseringen gooide hij niets weg, zodat de krankzinnigenzorg en de belangstellenden hiervoor veel aan hem te danken hebben. Hij komt nog regelmatig langs om te kijken of zijn opvolger, Piet van Twuyver, die hier ook al een hele loopbaan achter de rug heeft, zijn erfenis goed bewaakt. Een erfenis met ook wat archeologische vondsten waaruit moet blijken dat de terreinen van het P.Z., dat langzamerhand danig is afgeslankt, vroeger behoorden bij kasteel Brederode.

Maar grenzen liggen hier wat moeilijker dan elders. Het ziekenhuis staat overduidelijk op grond van Bloemendaal, dat echter niet de naam wilde hebben een dergelijke inrichting te herbergen. Nu er bouwgronden vrijkomen zien ze het ineens anders.

Het Museum Meerenberg in het voormalige koetshuis van het Provinciaal Ziekenhuis in Santpoort is iedere woensdagmiddag geopend van 13.30 tot 16.30 uur en iedere derde zondagmiddag van de maand op dezelfde tijd. Groepen kunnen ook voor andere dagen aan afspraak maken met de conservator, de heer Piet van Twuyver, tel. 023 - 5130307.

Publicatiedatum = 30 augustus 1997