&referer=" WIDTH="0" HEIGHT="0" BORDER="0" ALIGN="LEFT" ALT="">
| |
Jac. P. Thijssepark Klimopklokjes en vliegtuigherrie Liefhebbers van echte heemparken dat wil zeggen: met beplanting uitsluitend van eigen heem, eigen land kunnen niet om Amstelveen heen. Amstelveen doet veel aan inheemse, wilde planten. Het is er al sinds jaar en dag een vast onderdeel van het gemeentelijke park- en plantsoenbeleid. Amstelveen is daardoor een echte heemparkenstad. Een schitterend voorbeeld daarvan is het heempark dat in 1953 werd vernoemd naar onze beroemde natuurkenner en publicist dr. Jac. P. Thijsse. Neem wel oordoppen mee naar 'zijn' park. De man, die zoveel faam verwierf met onder meer zijn Verkade-albums, zou zich omdraaien in zijn graf als hij wist van de onophoudelijke vliegtuigenherrie. De grote vijver in het park staat vol lichtgroen krabbescheer. EIGEN FOTO
Als ik met hoofdopzichter Hein Koningen van de dienst Milieu & Recreatie door het park wandel, kan ik hem soms niet eens verstaan. In een wandelpark! Thijsse schreef in zijn Verkade-album 'Waar wij wonen' in 1937 al: "Voor wie het natuurschoon van ons land ter harte gaat, kan het wel eens benauwend zijn, bijna dagelijks te hooren ever schennis van de natuur ten behoeve van 'nuttigheidsdoeleinden'. En onwillekeurig vraagt men zich af, wat er kan worden gedaan om voor zoover het werkelijk verarming beteekent ons land hiervoor te bewaren." Met Hein Koningen komt het gesprek dus al snel op Schiphol en op de huidige zogenaamde welvaart, die volgens sommigen alleen maar 'meer' betekent. Het welzijn dreigt in het gedrang om welvaart te verstikken, zo constateren wij in het Jac. P. Thijssepark. Wie het vliegtuiglawaai voor lief neemt, kan in het nauwelijks zes hectaren grote Jac. P. Thijsse-heempark een adembenemende ontdekkingsreis maken. Wat daar allemaal groeit en bloeit. Een bedrieglijk park: het ligt in een smalle U-vorm van een kilometer lang om de Amstelveense Prinsessenbuurt, maar toch maakt het door z'n slimme aanleg een zeer wijdse indruk. Sommige mensen verdwalen er. In het riet langs Hoornsloot, tussen het park en het Amsterdamse Bos, hoor ik een karekiet. Vogels uit het onrustige Amsterdam komen graag even op adem in het Amstelveense veenpark. Dat geldt trouwens ook voor steeds meer mensen. Kamperfoelie overwoekert een meidoorn. Onder een grijze els zie ik een lijsterbes, een delicatesse voor vogels. Het park staat vol schitterende varens. Sommige majestueuze koningsvarens zijn wel een halve eeuw oud. Met speelse doorkijkjes wordt steeds opnieuw de nieuwsgierigheid bij de wandelaar opgewekt. "Zo lokken we de mensen het park door", zegt Hein als we over een bosje van Koninginnekruid kijken naar weer een volgende 'kamer' in het park. Elke kamer heeft z'n eigen sfeer: veel hei, die komt deze maand in bloei. Maar de kattestaart staat er nu al magnifiek bij, zo paars. Alom in het park is, op hoge kussens van mos, lelie-achtige beenbreek te vinden, een tamelijk zeldzame venoeverplant vol gele bloemen. Vroeger dachten boeren dat hun koeien broze botten kregen als ze de plant aten. De werkelijkheid is waarschijnlijk dat de dieren hun benen braken als zij wat wegzakten in het veen. Tussen alle beenbreek groeit het klimopklokje. Dit minuscule plantje, dat over vochtig veenmos kruipt, komt bijna niet meer voor in ons land. Het is het kleinste grut onder de heemplanten; alleen door de massa zie je z'n zachtblauwe bloemetjes.
Publicatiedatum = 05 augustus 2000 |