&referer=" WIDTH="0" HEIGHT="0" BORDER="0" ALIGN="LEFT" ALT="">
| ||
NIJMEGEN Kronenburger poeppark Steeds meer mensen nemen een hond. Dat is trendy. Maar de vervuiling door honden is een bron van infecties en een ramp voor de natuur, vooral in binnensteden. Natuurlijk zijn er regels, maar geen hond houdt zich er aan. Het Kronenburger Park in Nijmegen is zo'n plek waar de straathond regeert. Bomen en struiken leggen het hier af tegen de terreur van hondenbazen. Het schitterende park is een grote uitlaatplek geworden, waar buurtbewoners die geen hond hebben hun neus voor ophalen. Zij schamperen over het 'poeppark'. Op sommige plaatsen in het park is het letterlijk een beestenboel. EIGEN FOTO
Verscheidene bomen dreigen te bezwijken door hondenpies. Wroetende honden hebben het park op diverse plaatsen omgespit. Vooral als gevolg van uitwerpselen die met regenwater meespoelen, is de vijver een onsmakelijke groene soep. Al jaren. Het gemeentelijk groenbedrijf wil er wat aan gaan doen, zo vertelde mij Gerda Hendriks, maar een krachtdadige aanpak van de overtreders, hondenbazen die hun dieren los laten lopen en die niks opruimen, zit er niet in. Beuken Jammer, want het Kronenburger Park, dat bijna honderd jaar geleden door tuinarchitect Rondeel werd ontworpen en aangelegd op en langs de oude stadswallen van Nijmegen, zou er zonder hondentroep een stuk mooier op worden. Opvallend zijn de enorme hoogteverschillen en de grote variëteit aan bijzondere bomen. Van een vijftal machtige beuken, zo oud als het park zelf, zijn er vorig jaar helaas twee gesneuveld. De wortels waren aangetast. Bij de ingang aan de Kronenburger Singel staat een reusachtige trompetboom en afzakkend naar het laagste punt, de vijver, zie ik ook moerascipres en een prachtige ginkgo. Deze Japanse notenboom is de enige overgeblevene uit een soort die 200 miljoen jaar geleden in Azië z'n glorietijd beleefde. Je komt 'm nu wel vaker in stadsparken tegen. Bij de oversteek van de vijver, vlakbij de oude Kruittoren van de Nijmeegse verdedigingswerken, hangt een joekel van een rode treurbeuk over de brug: een magnifiek gezicht. Als je er onderdoor loopt, kun je langs de oude stadsmuur naar boven, waar iets is dat op een kinderboerderij lijkt. Verscheidene bokken knagen hier de stammen stuk van twee hoge lindebomen. Draai je je hier om, dan kijk je uit over het hele prachtpark, ooit zo treffend bezongen door Frank Boeijen. Vanaf dit punt kun je, tussen enkele hemelbomen door, zelfs de spoorbrug over de Waal zien. Beneden bij de vijver hebben de smalle bladeren van twee treurwilgen een bleekgele kleur aangenomen. In de herfst vallen wilgenbladeren meestal het laatst. Maar in het voorjaar is de wilg er met een nieuwe tooi doorgaans al heel vroeg bij. Niet ver van het Joris Ivensplein word ik in het park bestormd door een legioen eenden en twee opdringerige zwarte zwanen. Ze zien kennelijk brood in mij. Als ik meer oog heb voor een hoogbejaarde vleugelnoot en een knots van een zuileik, begint een van de zwanen mij kopjes te geven.
|