&referer=" WIDTH="0" HEIGHT="0" BORDER="0" ALIGN="LEFT" ALT="">
Eurojet
Schatten uit de Flevopolder
Stukken bommenwerper,
maar ook resten uit 4000 voor Christus

door Henk de Koning

LELYSTAD - Wanneer wij u vertellen dat prinses Margriet als jong meisje met een grote strik in het haar in 1950 in Spaarndam het beeldje van Hansje Brinker onthulde, wellicht dat u verrast reageert: "Hé? Nooit geweten!"

Niet getreurd. Veel Nederlanders hebben wel eens van Hansje Brinker gehoord zonder te weten dat de geschiedenis over het knaapje dat Nederland voor een ramp behoede door met zijn vinger een gaatje in de dijk te dichten, in 1870 ontsproot aan de fantasie van de Amerikaanse schrijfster Mary Mapes Dodge.


Sinds het droogvallen van de IJsselmeerpolders zijn daar veel scheepswrakken gevonden. FOTO: JAN STAPPENBELD

Ongetwijfeld vanwege die achtergrond zijn het vooral de Amerikanen die Hansje Brinker kennen als hét symbool van de aloude strijd van de Hollanders tegen het water. In Spaarndam is sinds kort nu ook speciaal Hansje Brinkerbier verkrijgbaar, maar veel eerder was dit al het geval in de Verenigde Staten, zo ervoer ook Aad van Zilt, stadsarchivaris van de stedengroep Kennemerland. "Jaren geleden al kreeg ik bij een bezoek aan een bar in Los Angeles een flesje 'Hans Brinkerbier' aangeboden toen men bemerkte dat ik uit Holland kwam en dit gevierd moest worden," zo herinnert hij zich.

De opnames van prinses Margriet bij het Brinkerbeeldje zijn gemaakt door prins Bernhard, zo vermeldt het commentaar bij de film. De prins stond de unieke beelden af aan het Polygoon-journaal voor vertoon in de bioscoop. "Echter toen dat ophield te bestaan kwam het archief van duizenden films door onbekende oorzaak op straat. Ook het fragment van de prinses bij Hansje Brinker. Zo konden wij er aan gekomen", onthult Van Zilt. Toch blijft het in eigen land tobben met dat manneke met zijn vinger in de dijk. Zo weet bijna niemand binnen onze grenzen dat het wereldberoemde beeldje een creatie is van de Zeeuwse kunstenares Grada Rueb. Men heeft het in Spaarndam nu opgeschreven.

Drooglegging

Nee, als het gaat om Nederland in de heroïsche strijd tegen het water kijken wij toch liever naar het weidse beeld van de polders en wat bij de drooglegging daarvan aan verbijsterende bodemvondsten boven water is gekomen: stenen uit de ijstijd, fossielen en resten van menselijk en dierlijk leven uit de oertijd. Bovendien heel wat scheeps- en vliegtuigwrakken uit een ver en meer recent verleden.

Het futuristisch ogende gebouw van het poldermuseum bij Lelystad. Met enerzijds uitzicht op de voormalige Zuiderzee en anderzijds op het daaruit gewonnen land.

 

Het Rijksmuseum voor Scheepsarcheologie verhuisde in 1998 van Ketelhaven naar Lelystad waar het zich als Nederlands Instituut voor Scheeps- en Onderwater Archeologie (NISA) verbroederde met de Bataviawerf. Voor beide evenementen geldt dan ook één entree. Bijzonder is dat de werkplaatsen van NISA in de nieuwe behuizing voor het eerst voor het publiek toegankelijk zijn zodat je er als bezoeker getuige van kunt zijn hoe in de praktijk scheepswrakken, of stukken daarvan, worden gereinigd, geconserveerd en soms ook grotendeels gereconstrueerd.

Via openingen van glas zie je duikers in kolossale watertanks bezig met het uitproberen van nieuwe technieken voor het opdiepen van wrakstukken in zee. Elders in het hoofdgebouw zien we specialisten druk in de weer met het kenmerken (determineren), restaureren en in vitrines rangschikken van scheeps-objecten uit lang vervlogen tijden.

Van de in totaal circa 25.000 geborgen scheeps- en onderwatervondsten uit het tijdvak tussen 1300 en 1900 liggen bij het NISA inmiddels 6000 objecten uitgestald. De rest ligt opgeslagen in depot. Achter glas zien we honderden jaren oude kledingstukken, schoenen en laarzen, een gerafelde hoge hoed, degens, maar ook baardmankruiken, tinnen eetgerei uit allerlei eeuwen, bijbels, een leitje met een krijtje, een 100 jaar geleden gevuld boterpotje, een zeldzaam snaar-instrument, een pan met erwtjes uit 1672, kinderspeelgoed en zelfs een scheepskistje met 375 jaar oude, ongeschonden eieren. Ook twee scheepswrakken, een beurtschip uit 1625 en een transportschip (Ventjager) uit 1700 zijn bijna volledig weer in elkaar 'gepuzzeld' onder dak te bezichtigen.

Bouwen aan dijken en vechten tegen het water. Soms primitief, maar altijd doeltreffend.

 

"Hoewel de Noordoostpolder al in 1942 droogviel en Oostelijk Flevoland in 1968 worden door inklinking van de oude zeebodem of door bouwactviteiten jaarlijks nog 1 à 2 scheepswrakken in dit gebied gevonden," zo vertelt NISA-voorlichter Violetta van Steenbergen. Ook archeologische scheepsvondsten die bij de aanleg van de Betuwelijn opdoken werden bij het NISA geconserveerd. Topstuk in dit verband is een 7000 jaar oude boomstamkano, op één na de oudste van ons land.

Op de vreemdste plaatsen worden muntvondsten gedaan. In twee wrakken vond men munten verborgen tussen het vele stadsvuil dat deze schepen vervoerden en bij de opgraving van een vissersschip uit de zeventiende eeuw trof men geld in een leren buidel aan dat nog keurig om de heup van een menselijk skelet zat gebonden.

Zuiderzee

Een wel heel bijzondere muntvondst betrof de opgraving in Flevoland van een vrachtschip geladen met 100.000 gele baksteentjes. Maar op een kastplank in het achterschip, verpakt in textiel, lagen ook nog 186 florijnen uit de jaren 1665 tot 1692. Op grond van die datering zou het schip aan het eind van de zeventiende eeuw in de Zuiderzee moeten zijn vergaan, maar dat strookte niet met munten uit de eerste helft van de negentiende eeuw die zich eveneens aan boord bleken te bevinden.

Dat waren bubbeltjes met de beeldenaar van koning Willem II. Dit maakte duidelijk dat de florijnen die pas tussen 1841 en 1848 uit de roulatie werden genomen het spaargeld vormden van de bij de scheepsramp verdronken schipper. Het oudste in de polder gevonden scheepswrak dateert overigens uit het eind van dertiende eeuw. Ook is er een Koggeschip van omstreeks 1400 in de Noordoostpolder terug gevonden.

Schoeisel van opvarenden, gevonden in scheepswrakken uit vorige eeuwen.

 

In de zomer van 1973 werd in Oostelijk Flevoland een praamachtig wrak uit de klei opgediept, volgestouwd met gebruiksaardewerk: ongeglazuurde bloempotten, twee maten thee- en koffiekannetjes met bijbehorende komfoortjes, bruin geglazuurde melkkannen, schalen met vlakke oren, groen geglazuurde vergieten, vuurtestjes, stoofpotjes, zoutstrooiers en veel meer. Die vondst ligt eveneens bij het NISA tentoongesteld.

Groot was in de zestiger jaren de verrassing toen bij het graven van sloten in de Flevopolder tussen Lelystad en Swifterbant op een diepte van ruim 5 meter beneden Nieuw Amsterdams Peil (N.A.P.) vuurstenen werktuigen en zeer oude potscherven werden aangetroffen. Verder onderzoek en meer bodemvondsten ontsluierden dat het bewoningssporen betroffen uit de middensteentijd (8000-4000 voor Christus).

In het poldermuseum een uitbeelding van menselijk leven
in de prehistorie.

 

Het verhaal van mensen die door de eeuwen heen vechten tegen de zee, ervoor vluchten, dijken bouwen en land winnen komt vlak bij de Bataviawerf in het zelfstandige poldermuseum 'Nieuw Land' heel fascinerend en uitgebreid aan de orde. Met onder andere gevonden mammoetkaken, menselijke resten uit de nieuwe steentijd, eeuwenoude gebruiksvoorwerpen, maar ook met aangrijpend historische film- en geluidsmateriaal (stormramp 1953) en met modellen en maquettes. De bodemvondsten in de polders zijn daarom zo belangrijk omdat ze iets vertellen over de bewoning in ons land in de periode van tussen ongeveer 4.400 voor Christus en 2.700 voor Christus. Tot dan hield de geschiedenis die bladzijden over de Nederlandse wordingsgeschiedenis letterlijk onder water.

Bommenwerpers

Maar ook tastbare herinneringen uit een meer recent verleden gaf de zee in de overgang naar land prijs. Vliegtuigwrakken uit de Tweede Wereldoorlog. Trachtend het afweergeschut van de Duitse bezetters te ontwijken volgden de geallieerde bommenwerpers destijds bij voorkeur de route over het IJsselmeer. Maar extra luchtdoelgeschut en speciale jachteskaders langs de Nederlandse kust wisten de geallieerde luchtvloot toch zware verliezen toe te brengen.

Een bij het poldermuseum tentoongestelde motor van een in de oorlog neergehaalde geallieerde bommenwerper.

Tal van neergehaalde Engelse en Amerikaanse bommenwerpers kwamen in het IJsselmeer terecht. Veel vliegers vonden daarbij de dood en lagen met hun toestel lange tijd in de bodem van de roemruchte binnenzee begraven. Na het droogvallen van Oostelijk Flevoland zijn de gesneuvelde vliegers gevonden en geborgen. Veel vliegtuigwrakken uit de polder hebben een laatste rustplaats gevonden in het Militair Luchtvaart Museum in Soesterberg. Stuk voor stuk ongelooflijke realiteit. Daar kan geen verzonnen Hansje Brinker met tien vingers in de dijk tegenop.

Inlichtingen NISA, tel 0320-269700. Poldermuseum 0320-260799.

FOTO'S: NISA EN POLDERMUSEUM

Publicatiedatum = 29 april 2000