Fit Vakanties

Aanleg van nieuwe weg zorgde voor ontdekking van Romeinse nederzetting

Er mag niet veel in Paestum

door Nico van der Zwet Slotenmaker

PAESTUM - Dat natuurrampen tot niets dienen en ons uitsluitend veel waardevols ontnemen, is al lang geen houdbare stelling meer. Archeologen en andere wroeters in de historie weten wel beter. Juist het feit dat de mens in het verleden door bijvoorbeeld aardbevingen of vulkaanuitbarstingen werd gedwongen in vlot tempo huis en haard te verlaten, is voor veel culturele erfschatten de redding geworden. Onder de voorwaarde uiteraard dat de verdrevene nooit meer terugkeerde. Want dan zou hij natuurlijk onmiddellijk zijn pandje gaan opknappen. Zijn zoon zou daarmee doorgaan en zijn kleinzoon ook, zodat er tenslotte een behuizing zou staan die wel naar de eisen van de tijd zou zijn ingericht, maar meer ook niet.

Er is veel belangstelling voor de Romeinse nederzetting.

In de historische Italiaanse tempelstad Paestum, die nog voor een groot deel overeind staat, is het anders gegaan. In 600 v. C. door de Grieken gesticht en naar de god van de zee Poseidon gedoopt, groeide de stad in snel tempo uit tot een nederzetting die ook onder de Lucaniërs (400 v. C.) en de Romeinen (273 v. C.) een grote bloei beleefde. Maar, hoe wijs de Romeinen in sommige opzichten ook waren, ze slachtten toch hun eigen kip met de gouden eieren. In de veronderstelling dat de bomen wel tot in de hemel zouden blijven groeien, zetten ze de bijl in deze tegen de berghellingen groeiende woudreuzen teneinde hout voor hun scheepswerven en brandstof te verkrijgen.

We hebben het de laatste jaren veel over ontbossing en wat de gevolgen daarvan bijvoorbeeld in Brazilië zijn. Een folder van een velletje over de ondergang van Paestum zegt alles. Door de houtkap verzandden de riviermonden in de vlakte, die tenslotte een groot moeras werd. De malaria greep om zich heen en de bewoners van Paestum trokken weg. Aanvankelijk niet te ver omdat ze dagelijks wilden terugkeren om de strijd tegen de elementen een andere wending te geven. Tenslotte gaven ze het echter op, Paestum en omgeving achterlatend voor de buffeldrijvers ('bufalari'), die aanvankelijk ook door ziektes, slangen en andere wilde dieren ten onder dreigden te gaan, maar toch eeuwen overleefden en uitgroeiden tot een ijzersterk ras dat veel stootjes kon hebben. De streek verwilderde inmiddels steeds meer en een vreemdeling kwam er nooit, hij keek wel uit.

Tot er 250 jaar geleden aan de tekentafel werd beslist dat er in dit gebied een weg moest komen. Hij kwam er ook, dwars door de inmiddels herontdekte stad heen. De eerste ooggetuigen vertellen in de oude geschriften hoe ze de herders met hun kuddes langs en door de oude tempelruïnes zagen dwalen alsof ze met hun omgeving waren vergroeid. En dat waren ze natuurlijk ook.

Vandaag is er echter geen plaats meer voor ze. Geleerden uit de hele wereld zijn in de loop der jaren toegestroomd, hulp- en beschermingsfondsen werden gesticht en waar de buffels hun hoorns aan de zuilen scherpten, mag de mens nu niet eens meer op een muurtje zitten. Dat word je op vele bordjes duidelijk genoeg gemaakt. Dat is nu eenmaal het nadeel van interessante zaken, je mag er absoluut niet aankomen. In veel musea heeft men inmiddels ingezien dat dit juist voor de jeugd geen haalbare kaart meer is en zijn er toestellen en andere speelapparatuur geplaatst waar ter lering ende vermaak juist wel aangekomen mag worden, een hele verademing.

De resten van het amfitheater.
Wat zou hier 2000 jaar geleden zijn opgevoerd?

Dat je in Paestum niets in je zak mag steken, is overigens te billijken. Hier ligt de geschiedenis van twintig en meer eeuwen voor het oprapen en dus dien je die te laten liggen.

Als u er nu eens komt, moet u beginnen met de aanschaf van een vrij fors boekwerkje aan de hand waarvan je de wandeling langs en door de tempels kunt beginnen. Het is overal, ook in het Nederlands, te koop in de talloze winkeltjes, want in Paestum is natuurlijk net zo'n toeristische uitbating ontstaan als op andere plaatsen waar iets bijzonders is te zien.

Vandaag bestaat het gezelschap bezoekers voornamelijk uit schoolmeisjes in fleurige blauwe gewaadjes met witte kraagjes. Ze kakelen aan één stuk door en de gids gaat af en toe eens ongemakkelijk op zijn andere been staan, omdat hij ook wel eens aan het woord wil. De onderwijzer staat erbij of hij er ook niets aan kan doen.

Dat is het probleem op zulke plekken. Je kunt als kenner wel staande houden dat het hier in het jaar nul zo en zo toeging, maar als je van nature geen geestesoog hebt, wordt het in de resten van het amfitheater toch moeilijk de toneelvoorstellingen van destijds na te spelen. En dat ze toen ook al een waterleiding hadden, zal de tiener van vandaag als volkomen normaal voorkomen.

Dan verschijnt er ineens een beest. Geen prehistorisch monster, zelfs geen buffel. Gewoon een rasloos hondje dat zo te zien bij niemand hoort. De schoolmeisjes zijn in alle staten. Allemaal willen ze het mormel in de handen nemen en knuffelen.

De gids geeft het op en gaat maar een praatje met de schoolmeester maken. Twee-en-een-half-duizend jaren geschiedenis liggen aan zijn voeten en zijn gehoor heeft alleen oog voor een keffertje van nog geen jaar oud.

Publicatiedatum = 22 mei 1999

terug Italie intro