&referer=" WIDTH="0" HEIGHT="0" BORDER="0" ALIGN="LEFT" ALT="">
Hongersnoodmuseum in Strokestown
door Nico van der Zwet Slotenmaker
Iedereen die wel eens een blik op 'De Aardappeleters' van Vincent vanGogh
heeft geworpen, weet dat het in die jaren in veel gezinnen zwaar behelpen
was. Een pan met piepers, doe daar je maaltje maar mee. Armoediger kon niet.
Maar als je een paar uurtjes hebt doorgebracht in het Hongersnoodmuseum
in het Ierse Strokestown, kan je niet tot een andere conclusie komen dan
dat de door Van Gogh vereeuwigde familie het nog niet eens zo slecht had
getroffen. Er waren in ieder geval nog aardappels.
Die waren er in Ierland van 1845 tot 1850 niet meer. De oogst mislukte
keer op keer en honderdduizenden stierven van de honger. Van ander voedsel
had de Ier eigenlijk nog nooit gehoord. De gemiddelde werkman at 6,3 kilo
per dag, een dieet dat werd aangelengd met een paar kommetjes botermelk.
Iedere deskundige zal vandaag de dag wijzen op de ongezondheid van een dergelijke
eenzijdige kleffe hap, al hadden de Ieren van toen er geen merkbare hinder
van.

Integendeel, schrijvers uit die tijd die wat meer internationaal georiënteerd
waren beweerden zelfs dat de bewoners van het eiland er goed uitzagen en
beter waren gebouwd dan de gemiddelde Europeaan. Ook van hen zijn schilderijen
en tekeningen gemaakt. En steeds weer met die aardappel.
Een tafel bezaten ze doorgaans niet, zodat de maaltijd op de grond werd
genuttigd. Dat had voor het vee het voordeel dat het tegelijkertijd ook
een vorkje mee kon prikken, al moet u dat niet letterlijk nemen. Er was
geen eetgerei. En na de eerste mislukte aardappeloogst van 1845 was er helemaal
niets meer.
Emigratie
Om het spook van de hongerdood voor te blijven kozen de Ieren massaal voor
emigratie, en tussen 1845 en 1850 vertrokken anderhalf miljoen mensen naar
Noord-Amerika. Dat waren er in vijf jaar net zoveel als in alle andere tientallen
jaren daarvoor. Niet dat ze allemaal veilig en in blakende gezondheid aan
de overkant kwamen. De krant The Toronto Globe berichtte op 4 augustus 1847
de aankomst van 'De Virginius' die met 496 passagiers was vertrokken. Onderweg
stierven er 158. De rest was ziek. Zes tot acht mannen zagen er volgens
de quarantaine-arts nog enigszins redelijk uit. Grof geschat zag de helft
van de opvarenden de nieuwe wereld niet.
Op een ander schip, de 'Erin's Queen', stierven 78 mensen en arriveerden
er meer dan honderd in doodzieke staat. De kapitein stelde zijn bemanningsleden
premies in het vooruitzicht bij ieder lijk dat ze uit het ruim wisten te
halen. Dat moest gebeuren met scheepshaken, want de (nog net) in leven gebleven
familieleden weigerden hun overledenen aan te raken.
Want dat wist men natuurlijk wel al in die jaren, doden waren besmettelijk
en talrijke epidemieën teisterden schepen en de bevolking die thuis was
gebleven.
Daar had men het trouwens bepaald niet beter. De zogenaamde werkhuizen,
waar de allerarmsten konden worden opgenomen, puilden uit. De situatie in
het werkhuis Castlerea, evenals Strokestown in de County Roscommon, is in
1847 precies opgetekend. In maart woonden er 1250 paupers in het huis dat
eigenlijk maar plaats kon bieden aan 1000. Er was onvoldoende drinkwater,
niemand wilde of was meer in staat het ergste vuil te ruimen.
Uitwerpselen moesten bij gebrek aan mestvorken met de blote hand in kruiwagens
worden geschept en als de inwoners weigerden de overledenen (ongeveer 18
per dag) naar het massagraf in de tuin te vervoeren werd hun de deur gewezen.
Dezelfde deur waar dagelijks honderden mensen wachtten om binnengelaten
te worden. Eind april hield de enige dokter het voor gezien en was het echtpaar
dat met de leiding van het huis was belast gestorven.
Gruwelijkheden
De lijst met gruwelijkheden kan gemakkelijk uitgebreid, want ook in de
steden en dorpen lagen de lijken soms dagenlang op straat waar ratten en
honden er wel raad mee wisten. Hele gezinnen stierven tegelijk en werden
pas weken of maanden later ontdekt.
Je moest dus wel een beetje eelt op je ziel hebben om in Strokestown op
visite te gaan. Ik spreek Luke Dodd, de beheerder. In de winter is hij eigenlijk
gesloten, maar ik mag toch best een kijkje nemen. In een ijskoud gewelf
wijst hij me waar het knopje zit dat de video moet doen opleven. Hij gaat
weer gauw terug naar zijn warme kantoor.
En in deze grafkelder-ambiance laat ik twintig minuten lang lichtbeelden
en teksten op me inwerken die je de griebels over je rug doen lopen. Wat
hier is gebeurd is nauwelijks te beschrijven. Moest dit eigenlijk allemaal
wel worden bewaard voor het nageslacht?
"Absoluut", zei Mary Robinson, de president van Ierland, bij de opening
van het museum. "Ook de rampen moeten opgetekend worden, al was het alleen
maar opdat volgende generaties er iets van kunnen opsteken."
Veel publiciteit heeft het museum niet gehad. Er is bewust voor gekozen
de Engelsen aan de andere kant van de Ierse Zee niet al te fors op hun hart
te trappen. Want onder hun regering zijn de zwartste bladzijden uit de Ierse
geschiedenis geschreven. Ierland was een kolonie, een wingewest dat straffeloos
moest worden uitgeperst. Zelfs tijdens de hongersnood ging het beetje dat
de uitgemergelde grond nog had te bieden onmiddellijk scheep naar Britse
havens.
Een Ier was in de ogen van een Engelsman niet meer dan een slaaf en de
godsdienstige tegenstellingen (Ierland katholiek, Engeland protestant) deden
zoals zo vaak de rest. Engelse landheren hadden heel Ierland in hun bezit
en ze kwamen er soms alleen maar om op grote jachtpartijen de oogst van
hun pachters vertrappen. De rest lieten ze aan hun rentmeesters over die
alleen maar op winst moesten letten.

Sommige landheren regelden de zaken zelf. Zo ook lord Mahon van Strokestown
House. Niet erg gezien kennelijk, want hij werd op 2 november 1847 doodgeschoten.
Het moordwapen is nu nog te zien in het museum dat passend is gevestigd in het riante onderkomen dat de Mahons vele generaties
hebben bewoond. Toen de moordenaar van de lord twee dagen na zijn executie
werd begraven was de hele streek uitgelopen. "Het beste bewijs van de onverbeterlijkheid
van dit volk", vond de volgende Mahon.
Dat vond iedere rechtgeaarde Engelsman ook. "We help all who help themselves.
But we do not like throwing money into a ditch", kopte het toch als netjes
bekend staande dagblad The Times op 9 februari 1848. Het was het doodvonnis
voor de Ieren die zichzelf eenvoudig niet konden helpen en van alle Engelse
hulp verstoken bleven, omdat men zogenaamd weigerde geld in de sloot te
gooien.
Want in de drek, in de modder, daar woonden immers de Ieren.
REISWIJZER
Het huis, museum en de tuinen van Strokestown Park zijn vanaf 1 mei tot
30 september te bezichtigen van dinsdag t/m zondag van 11 tot 17.30 uur.
Het ligt op 144 kilometer van Dublin van waaraf het met de bus is te bereiken.
Per spoor naar Longford kan ook. Verder met de bus of taxi is het nog 23
kilometer.
Publicatiedatum = 13-04-1996

|