Kilkenny was eens de hoofdstad van Ierland

door Nico van der Zwet Slotenmaker

KILKENNY
De dame achter de balie van het toeristenbureau in het Ierse Kilkenny is gaarne bereid me met alles te helpen. Op haar gezag dien ik echter eerst een paar inktzwarte trappen te beklimmen, want de basiskennis van haar stad ligt op zolder in de vorm van een maquette die aanvankelijk door gordijntjes wordt omgeven, maar door een druk op de knop als een kostbaar kleinood wordt onthuld.

De geschiedenis komt uit de luidsprekers en door een ingenieuze lichtval wordt de schijnwerper letterlijk en figuurlijk gericht op de gebouwen en stadsgedeeltes die aan de orde zijn. Dit soort introducties van bezienswaardigheden zie je de laatste jaren steeds vaker en ze voorzien zeker in een behoefte, omdat je anders misschien een kerk in zou lopen waar weinig te zien valt of je oor te luisteren legt bij een gemeentelijke functionaris die in het geheel niets te vertellen heeft.

Niet dat die kans in Kilkenny groot is. Dat het de best bewaarde middeleeuwse stad van het land is, zie je eigenlijk al in een oogopslag en de historie zit er zo in verankerd dat je op iedere straathoek of aan elke toog wel een verhaal op kan doen.

Dat er veel van Kilkenny bewaard is gebleven komt bepaald niet door het feit dat het oorlogsgeweld er altijd op de een of andere manier langs is getrokken. Verre van dat. De stad heeft haar portie meer dan gehad. Daar is een hele bibliotheek over volgeschreven. Alleen, Kilkenny was beter gegrondvest dan bijvoorbeeld Dublin, waar alles van hout was en iemand slechts een zwavelstokje moest laten vallen om een ramp te ontketenen. Kilkenny echter bouwde al vroeg van steen en beschikte in de onmiddellijke omgeving over groeves die een van de beste marmersoorten van de wereld opleverden. Kilkenny was rijk, het was op een gegeven moment de hoofdstad van het land en de zetel van verschillende Ierse regeringen.

Butlers

Ierland is bij uitstek het land om te wandelen. rustig, weinig verkeer, aardige mensen en behulpzaam en natuurlijk prachtige monumenten die her en der over het schitterende groene eiland liggen verspreid.

Het was kennelijk al heel vroeg een strategische plek, daar aan de oever van de rivier de Nore. In 1192 werd er al een kast van een kasteel gebouwd en het staat er tot vandaag de dag nog even onwrikbaar. Je moet het wel opmerken en erheen lopen, want de slagschaduw van het meer dan imposante gebouw valt als de wieken van een gigantische roofvogel in een beschermend gebaar over de hele stad. Het is al twintig jaar open voor het publiek. Ik klop natuurlijk weer precies aan als de portier net aan zijn middagboterham zit, maar omdat ik al gauw gezelschap krijg van twee kleumende Amerikaanse meisjes toont de sleutelbewaarder compassie met ons en zwaaien de deuren open. Wat je dan vooral ziet zijn Butlers. Met een hoofdletter inderdaad, want het geslacht heeft hier eeuwen en eeuwen gewoond. Omdat ook toen al de vrees leefde dat men de kans liep door de volgende generatie te worden vergeten, lieten de Butlers zich gaarne portretteren en al die gezichten grijnzen je aan in een veel te lange colonne van zelfvoldaanheid en doorluchtigheid.

Nou, ik had nog nooit van de familie vernomen, eerlijk niet. Dat ze echter hun stempel op Kilkenny en wijde omgeving hebben gedrukt, kan je op ieder historisch document nalezen. De bezittingen en privileges waren zo omvangrijk dat ze bijna niet te tellen waren, en als je het toch deed, hoefde je niet bang te zijn dat je er dorst van zou krijgen, want een van de voorrechten van de Butlers was dat tien procent van iedere druppel wijn die in Ierland werd ingevoerd als een soort belasting op het kasteel moest worden ingeleverd. Nee, die Butlers kwamen er wel uit. En als u uit hun kasteel komt, verdient het aanbeveling de straat over te steken naar de voormalige stallen waar nu een winkel is met Ierse handwerkprodukten.

Het kasteel is uiteraard niet het enige toonaangevende gebouw in Kilkenny. Er staat een kathedraal (die van St. Canice) uit de dertiende eeuw en alweer weten de kenners te melden dat het de mooiste van heel Ierland moet zijn. The Black Abbey (de zwarte abdij) mag er ook zijn en dat is verrassend, omdat de heer Cromwell hierin 1650 arriveerde. Een ruwe baas die van de kathedraal een paardestal maakte en het interieur van de abdij bij wijze van geslaagde grap aan splinters sloeg. Dat het allemaal nog goed is gekomen danken de inwoners van Kilkenny vooral aan zichzelf. De hoogste autoriteiten van het land werden zo vaak met verzoeken om restauratie bestookt dat ze tenslotte toch maar de knip trokken. De aanhouder wint, dat hebben ze hier wel geleerd.

Ook oude straatjes met vreemde wendingen en smalle trappen die de meeste stadsvernieuwers zo graag met de grond gelijkmaken zijn er nog. En als je er een tijdje aan het dwalen bent stuit je zonder de geringste twijfel op de Kyteler's Inn, een meer dan oprecht dorsthuis uit 1324 waarover de griezeligste verhalen de ronde doen. Zo zou de eigenares, mevrouw Kyteler dus, nog steeds naast de open haard zitten. Onzichtbaar weliswaar, maar daarom juist zo indringend aanwezig. Er was destijds een bisschop die haar graag op de brandstapel wilde hebben wegens hekserij. De waardin wist echter te vluchten en als troostprijs bracht men haar dienstmeid Petronella maar naar het schavot. Ze keken toen niet zo nauw. Als het maar brandde.

Beste pub

En nu we het toch over herbergen hebben. Er is er nog een die in geen geval moet worden overgeslagen. Ik zou er zo voorbij zijn gelopen als niet op de ruit triomfantelijk was geschreven dat ik hier te maken heb met de Black & White Pub van de heer Edward Longton die in 1986, '87, '88 en '90 werd bekroond als de beste van Ierland.

Het is natuurlijk niet alleen een pub. Vooraan is als een soort borstwering de bar voor de normale drinker. Meer achterin kan je echter verdwalen in restaurants, tuinkamers en meerdere barretjes, allemaal opgetrokken uit zeer fraai bewerkt hout waarin de vlammen van talloze open haarden zich weerspiegelen.

Ik weet niet welke gelegenheid de laatste vijf jaar met de titel schoot is gegaan en ik hoef het niet te weten ook. Ik neem wel genoegen met de tapperij van de heer Longton die op deze doordeweekse winterdag twintig man personeel in dienst heeft en in aanvankelijk half verborgen vertrekjes heren aan de lunch en meer in het centrum dames aan de thee heeft.

Ik denk dat het de heer Longton zelf is die mijn glas vult. Dat past eigenlijk niet. In zo'n tent zou een echte Butler het moeten doen.

Publicatiedatum = 17-02-1996

terug Ierland intro