&referer=" WIDTH="0" HEIGHT="0" BORDER="0" ALIGN="LEFT" ALT="">
Vroeger waren Boeda en Pest twee
afzonderlijke steden met de Donau
als een soort grensrivier
door HARRY MULLER
BOEDAPEST
De Hongaarse hoofdstad Boedapest staat volop in de belangstelling bij de
Nederlandse toeristen. Bussen vol trekken vanuit ons land naar deze mooie
stad aan de Donau en een ieder vergaapt zich daar aan de architectuur uit
de tijd, dat de Hongaren geregeerd werden door de Oostenrijkse keizer.
Men is ook verbaasd over de lage prijzen voor een biertje of een luxe maaltijd
in een sterrenrestaurant. Dat kan ook niet anders, omdat een gemiddeld inkomen
slechts driehonderd gulden per maand is.
Droefheid dus bij de Hongaren, maar vreugde bij de buitenlandse toeristen
die met hun harde valuta hier op een koopje met vakantie kunnen gaan.
Vroeger waren Boeda en Pest twee afzonderlijke steden met de Donau als
een soort grensrivier. Samen vormen ze nu Boedapest, een toeristische trekpleister
van formaat met ook Wenen en Praag in de buurt.

De Donau vormt een soort grensrivier tussen de voormalige staden Boeda en
Pest.
De tijd van het communisme is voorbij, de wachttorens met scherpschutters
langs de grenzen van het land zijn afgebroken, maar tal van plekken in de
stad herinneren nog aan die tijd. Daar is bijvoorbeeld het Heldenplein,
waar Koningin Beatrix enkele maanden geleden een krans legde bij het graf
van de onbekende soldaat. Twee militairen houden daar steeds de wacht en
het lijkt, alsof ze een soort balletopleiding gevolgd hebben. De bewegingen
die zij maken om even de benen te strekken, zijn adembenemend gelijk.
Het plein is zo groot, dat soms meer dan een half miljoen mensen hier bijeen
kwamen om verplicht hun steun te betuigen aan een of andere communistische
leider. In de buurt is ook een wel erg brede straat, waar steeds de parades
werden gehouden en daar moest je destijds als burger van Boedapest ook voor
komen opdraven. Nu hebben bussen vol toeristen uit heel Europa hier een
riante parkeerplaats.
De geschiedenis van de stad in vreugdevolle en wat triestere tijden is
overal aanwezig. De Romeinse keizer Augustus lijfde de Hongaarse laagvlakte
in bij zijn rijk en noemde het de provincie Pannonia. Hier was toen de stad
Aquincum en de resten daarvan werden in Boedapest opgegraven. Later kwamen
de Turken aan de macht en Hongarije was ook eens een monarchie. Een van
de koningen is als een groen uitgeslagen beeld verwerkt in een fontein bij
het paleis. De man heeft een kruisboog in z'n hand en bij zijn voeten ligt
een dood hert.
Nu zijn in het Koninklijk Paleis het arbeidersmuseum, het historisch museum
en de nationale bibliotheek ondergebracht. In een koepelzaal exposeren verschillende
Hongaarse kunstschilders. Het is de moeite waard om even de voorkant van
het paleis te bekijken met een fraai aangelegde tuin. Van daaruit heb je
een schitterend uitzicht over de Donau met de vele bruggen, het Margriet-eiland
in de rivier en het parlementsgebouw, waarbij de architecten als voorbeeld
hetzelfde bouwwerk in Engeland in gedachten hadden.
In de tijd dat de Oostenrijkers in Hongarije het voor het zeggen hadden,
hebben ze flink hun stempel op de stad gedrukt. De hoog gelegen Burchtwijk
zou zo een stukje Wenen kunnen zijn met huizen die rose, geel, lichtgroen
of wit geschilderd zijn. Zelfs de koetsen ontbreken niet en ook hier hebben
de koetsiers een bolhoed op. Dit deel van Boedapest probeert men zo gaaf
mogelijk te houden en daarom worden auto's geweerd. Ondanks de talloze verbodsborden
lukt dat helaas niet helemaal.
Dit is echt een gezellig stukje Boedapest. Tijdens het weekeinde treedt
vaak een blaaskapel of een orkest op rond de Matthias-kerk en toeristen
dansen op de wijsjes van een van de vele straatmuzikanten. Je kunt hier
ook over de muren van de oude stad lopen en de wachttorens zijn prachtig
gerestaureerd. Onder de huizen is in de zachte steen van de berg een gangenstelsel
gemaakt, waar de bewoners in tijden van oorlog een veilige schuilplaats
hadden. Nu worden die grotten door de restaurants gebruikt als wijnkelder
en anderen hebben daar hun brandhout opgeslagen.
Overal in de wijk zijn natuurlijk de bekende souvenirs te koop, waarbij
de met de hand geborduurde kleedjes en jurken de boventoon voeren. Wie moe
is van het lopen over de soms steile straten, kan op een van de vele terrasjes
even uitrusten. De prijzen van de drankjes zijn laag en voor ongeveer drie
tientjes kun je heerlijk dineren, waarbij de prijs van een fles wijn is
inbegrepen.
Even buiten de stad zijn de gelegenheden, waar de bussen met de toeristen
heen trekken voor een diner met veel wijn, volksdansgroepen en muziek. Dan
gaan de melancholieke klanken van de viool en de cither door de zaal met
lange tafels, maar men is ook niet te beroerd om voor een groep Nederlanders
het klassieke 'Tulpen uit Amsterdam' te spelen. Wie in z'n vrije tijd in
een operette-koortje zingt, mag op het toneel even zijn kunsten vertonen
en wordt daarna als een soort Pavarotti bejubeld.

Achter het Heldenplein is een groot park, waar je heerlijk kunt wandelen. Er is ook een soort openluchtmuseum met voorbeelden van Hongaarse architectuur
door de eeuwen heen. Het ziet er nogal rommelig uit, omdat verschillende
bouwstijlen met elkaar zijn verbonden. Een replica van een kerkje uit de
13e eeuw dat nog steeds ergens in het land staat, is de moeite waard om
even te bekijken. Een stuk paleis à la Versailles herbergt een landbouwmuseum.
Boedapest telt maar liefst 160 koffiehuizen, waarbij 'New York' (genoemd
naar een Amerikaanse verzekeringsmaatschappij die eerst in het pand zat)
een van de oudste is. Aan de buitenkant wordt de zaak nu opgeknapt, maar
binnen hangt de sfeer als van de koffiehuizen in Wenen. De plafonds met
veel bladgoud zijn prachtig beschilderd, de pilaren zijn mooi gedraaid,
de kroonluchters overweldigend en de koffie is van de allerbeste kwaliteit.
Helaas is de zaak nu nog eigendom van de staat en dat betekent, dat je bij
het personeel bijna een kanon moet afschieten om ze aan het werk te krijgen.
De obers babbelen veel met elkaar, maar hebben nauwelijks oog voor de gasten.
Het duurde dan ook ruim twintig minuten voordat iemand in de gaten had,
dat we graag een kopje koffie wilden drinken.
Wie de Hongaarse hoofdstad bezoekt, moet beslist de kathedraal in het stadsdeel
Pest bezoeken. De koepel is maar liefst 96 meter hoog en zeker vijftig verschillende
soorten marmer zijn in de kerk verwerkt. In een aparte kapel is de vuist
van de rechterhand van koning Stephan te zien, die op 15 augustus 1038 overleed.
Hij werd later heilig verklaard en zijn vuist wordt als relikwie elk jaar
op 20 augustus in een processie meegedragen. In het kapelletje is het nogal
donker en het gemummificeerde lichaamsdeel van de koning is helaas nauwelijks
te zien. Maar als je een paar muntjes in een automaat gooit, gaat er gelukkig
een lampje branden waardoor je alles wat beter kunt bekijken. Zo is deze
kerk jammer genoeg op de commerciële toer gegaan.
De Hongaren poedelen graag en daarom zijn er in de stad heel wat badhuizen,
die meestal in de vorige eeuw gebouwd werden. Het Szechenyi-bad ziet er
aan de buitenkant als een paleis uit, maar ook het badhuis Gellert is erg
mooi. Rondom het bad staan marmeren zuilen en via gebeeldhouwde leeuwen
wordt vers water aangevoerd. De gekleurde ruitjes in het plafond hebben
Jugendstil-motieven en de vloeren zijn opgebouwd met mozaïek-steentjes.
Het bronwater komt met een temperatuur van 36 graden Celsius uit een berg
naast het bad. Zieke Hongaren komen hier om weer gezond te worden en wie
gezond is, komt regelmatig om gezond te blijven.
U moet er zelf maar eens een paar baantjes gaan zwemmen.
REISWIJZER
Hongarije is erg populair bij de Nederlanders. Velen gaan er 's zomers kamperen,
maar ook Boedapest staat vaak op het programma.
Verschillende touroperators organiseren een busreis naar deze stad, soms
in combinatie met de steden Wenen en Praag. Ook vliegreizen zijn mogelijk,
die uitgevoerd worden in samenwerking met de Hongaarse luchtvaartmaatschappij
Malev of de KLM.
Inlichtingen: Hongaars Verkeersbureau, Postbus 91644, 2509 EE Den Haag,
telefoon 070-3209092.
Publicatiedatum = 06-07-1996

|