&referer=" WIDTH="0" HEIGHT="0" BORDER="0" ALIGN="LEFT" ALT="">
Adembenemende tocht over de
High Street in het Lake District
door Petra Janbroers
ULLSWATER - Het is hier niet pluis. De wind raast over de
bergrug, de hagelsteentjes vinden genadeloos het enige onbedekte stukje
gezicht rondom en in de ogen. Het zicht wordt gevaarlijk slecht. Zelfs
de hond vindt het niet leuk meer. Jankend wankelt ze, net als wij, over
de glibberige grond. Wég hier, baas! Maar we zijn op de beroemde
High Street, de hoogstgelegen weg die de Romeinen in Engeland aanlegden,
en zijstraatjes in deze wildernis in het Nationale Park van het Lake District
zijn zeldzaam.
"U gaat toch niet wandelen met dit weer? Of wilt u straks een dure rit met
de reddingshelikopter?" vroeg de hoteleigenaar 's morgens nog. Helikopter?
Zelfs al zou een mobiel gesprek in de storm verstaanbaar zijn, dan zou een
heli met geen mogelijkheid in deze hel kunnen landen.
Het is eind februari en de narcissen staan beneden langs de oevers van de
vele meren in het Lake District uitbundig te bloeien. Bovenop High Street
is het angstaanjagend kaal. "Het kan een winderig oord zijn. Zelfs midden
in de zomer buldert soms een woeste noordwesten wind langs de rotswanden",
waarschuwt de schrijver/wandelaar Des Hannigan in zijn boek 'Ancient Tracks'
over High Street, één van zeventien lange, in historie gedompelde wandelingen
over eeuwenoude paden in Engeland, Wales en Schotland die hij beschrijft.
Hannigan zat maandenlang in archieven te graven om zoveel mogelijk te vinden
over de geschiedenis van die paden met kleurrijke namen als The Monks' Trod
(de tred van de monnikken), The Saints' Way, The Thieves' Road en The Slate
Road (de leien weg). Het waren wegen met een functie, niet voor de wandelclub.
Voor pelgrims, kooplieden, veehandelaars en rebellen. De High Street werd
aangelegd door en voor de Romeinse bezetter in noordwest-Engeland.
De weg is exact 25 Romeinse mijlen van 'mille passus' lang, oftewel 40 kilometer,
en verbond het fort Brocavum in het noorden met fort Galava vlak aan Windermere,
het grootste meer van Engeland, in het zuiden. De Romeinse troepen hadden
een gruwelijke hekel aan het traject dat langer dan de gebruikelijke dagmars
van circa 30 kilometer was maar toch binnen een dag moest worden afgelegd.
Ze moesten onderweg vaak ook nog onderhoudswerk aan de weg doen, en deden
dat met een vakkundigheid waar de vrijetijdswandelaar twee eeuwen later
nog plezier van heeft.
Hannigan vermoedt echter dat de mars voor de schaars geklede en zwaarbepakte
Romeinse soldaten geen lolletje was. Genieten van het uitzicht, of de restanten
her en der langs de route van het Bronzen Tijdperk zoals de dubbele stenen
cirkel die in hun tijd vast nog niet als The Cockpit bekend stond, was er
meestal niet bij.
Voor ons moderne, in high tech-kleding gestoken sportievelingen ook niet.
De wind is letterlijk adembenemend en met geen mogelijkheid kan hier kaart
gelezen worden. Er staan geen wegwijzers op de overigens duidelijk zichtbare
weg die gedeeltelijk over een honderd meters breed, drassig plateau voert.
Er is ook geen enkele andere gek die zich op de top heeft gewaagd om mee
te kunnen overleggen. Bij een stenen muurtje slaan we rechtsaf, de berg
af. We zijn gered. Het is alsof we een andere wereld binnenstappen.
Helder en glorieus ligt beneden in de diepte Ullswater, het tweede grootste meer in het bijna 2300 vierkante kilometer grote Nationale Park. De heuvels
rondom zijn rood, grijs en een beetje groen. Het kleurenpalet is onbeschrijfelijk.
Iets lager grazen schapen, vlak naast een stroompje dat Mere Beck blijkt
te heten en nog lager een charmante waterval vormt.
Het moet, zelfs in de regen, op dit soort idyllische plekjes zijn geweest
dat de romantische dichter William Wordsworth werd geïnspireerd tot het
schrijven van zijn jubelende odes aan het madeliefje en de stinkende gouwe.
Gelukkig gaat de wind hier ook weer liggen. De volgende morgen zijn de narcissen
bedekt met een laag sneeuw.
Publicatiedatum = 7 maart 1998
|