&referer=" WIDTH="0" HEIGHT="0" BORDER="0" ALIGN="LEFT" ALT="">
Hollandse pan op Schots dak
door Nico van der Zwet Slotenmaker
Edinburgh is groots, Edinburgh is geweldig.
Maar het gevaar dat je je altijd op het grote, het geweldige fixeert is
in het geval van de Schotse hoofdstad misschien nog wel groter dan elders.
Daarom blijf ik vandaag maar eens een beetje binnen. Binnenslands liever,
waar de rivier gewoon de Forth heet en nog niet voorbij de grote stad
is uitgemond in de ruime baai om zich tenslotte in de Noordzee te verliezen.
Typisch
straatje in Culross.
Als je vroeger besloot aan stromend water te gaan wonen
stelde je je een beetje verdekt op. Niet direct aan de kust, wat we tegenwoordig
wel handiger zouden vinden. Maar zoals het spreekwoord al zegt, tref je
daar de meeste kapers.
Een beetje landinwaarts was veiliger. De monniken die
in 1217 in het huidige Culross begonnen met het optrekken van een abdij
begrepen dat ook. Ze ondervonden in de loop der eeuwen kennelijk weinig
last van lieden die het op hun schepping hadden voorzien, want een deel
van de kloosterkerk inclusief toren staat er nog.
Oorpijn
De
schandpaal voor het stadhuisje
van Culross. Hier werden vroeger
ook heksen verbrand
De schandpaal ook trouwens. Als het jouw beurt eens was
had je een gezellig uitzicht op de rivier dat echter werd vertroebeld
door ernstige oorpijn. Volgens de overlevering was het hier namelijk de
gewoonte je met dit lichaamsdeel aan het schavot te nagelen. Als je je
los wist te rukken was de straf afgelopen, hetgeen met op de rug gebonden
handen niet eens zo'n gemakkelijk karweitje geweest moet zijn. Voor ernstige
vergrijpen had de beul letterlijk en figuurlijk nog wel andere ijzers
in het vuur en bij heksenprocessen, die hier met enige regelmaat werden
gevoerd, kwam de brandstapel er zelfs aan te pas.
Culross moet dus al vroeg een belangrijke plaats zijn
geweest, want hoewel de jurisprudentie in die jaren wat onzorgvuldiger
in elkaar stak was het toch echt niet zo dat je op iedere straathoek aan
het ophangen en vierendelen kon gaan slaan.
Daarvoor
moest je naar de grote stad met liefst een adellijk hoofd aan de top.
Dat soort koppen waren er in Culross destijds voldoende te vinden. Het
was zelfs een koninklijke residentie en in het Abbey House uit 1608, dat
zoals de benaming al zegt voor een groot deel is opgetrokken uit de resten
van de oude kloostergebouwen, woont tot op de dag van vandaag de hertog
van Elgin. Er staan trouwens veel meer oude gebouwen en Culross geldt
dan ook als een mooi voorbeeld van een typisch Schots stadje uit de zeventiende
en achttiende eeuw.
Gilde
Amateurschilders
vinden in Culross
altijd een goed plekje.
Dat is duidelijk ook doorgedrongen tot het gilde van
de kunstschilders. Op bijna iedere straathoek zijn ze bezig. Niet lang
geleden zag ik in Engeland ook al zo'n zwerm penseelstrijkers. Nu wil
ik er echt het fijne van weten en tussen twee halen door vertelt een dame
op leeftijd me dat in bijna iedere grotere Britse stad amateurschildersverenigingen
bestaan die er één keer in de zoveel weken met een bus op
uittrekken om iets schilderachtigs in beeld te brengen.
Wat Culross betreft staan er ook veel dakpannen bij, want
daar hebben ze hier wat mee. "Ze komen uit Holland", zegt de gids die
me al het moois laat zien. Dat vraagt om een nadere uitleg. Waarom zouden
nu juist mensen uit Culross uit ons land dakbedekkingen laten aanrukken
die je verder in het Verenigd Koninkrijk toch niet te veel ziet? Nou simpel,
het kwam mee met schepen die in onze natie hun lading afleverden en geen
terugvracht hadden. Eerst werden de dakpannen als ballast ingenomen, maar
toen ze er toch eenmaal waren begonnen ze steeds meer in zwang te komen.
Linlithgow
Toegangspoort
tot het dakloze
paleis van Linlithgow.
In Linlithgow, precies aan de andere kant van de rivier,
zouden ze er wel een paar kunnen gebruiken. Het paleis uit 1435 is al
heel lang geheel dakloos. Een paleis, ja, want ook in Linlithgow waren
de gekroonde hoofden kind aan huis. Edward I liet hier na de slag bij
Falkirk van 1298 al een verdedigingstoren bouwen en zijn opvolgers vonden
het ook een aardig plekje.
Het was er vooral druk als er in Edinburgh weer eens een
pestepidemie heerste en de mensen die zich dat konden veroorloven naar
het thans 6000 inwoners tellende stadje verkasten. Het parlement vluchtte
in die gevallen als eerste, want dat de machthebbers in tijden van tegenspoed
juist bovenaan op de barricaden moeten staan was toen ook al niet waar.
In de periode na James I, die het paleis liet bouwen,
is zelfs geprobeerd van Linlithgow maar meteen de hoofdstad van heel Schotland
te maken, maar dat ging toch net niet door. Als troostprijs werd de stad
wel opgenomen in de 'Convention of Royal Burghs', waartoe ook de koninklijke
residenties van Lanark, Stirling en Edinburgh behoren.
Handel
Waar geld zit komt de handel vanzelf op gang en Linlithgow
speelde ook op dit punt een hoofdrol. De maten en gewichten van de stad
golden lange tijd als standaard eenheden voor heel Schotland. Dat de universiteit
van Edinburgh er enige jaren zijn tenten opsloeg en het feit dat in de
hoofdstraat de eerste benzinepomp van het land werd geopend is allemaal
na te lezen in het leuke werkje 'Linlithgow, Heritage Trail', dat voor
nog geen piek in het VVV-kantoor van het eveneens historisch stadhuis
is te bekomen. Voor het gebouw staat een enorme fontein, die in 1806 door
steenhouwer Robert Gray werd voltooid. Hij kwam in de geschiedenisboeken
terecht omdat hij maar een arm had, een voor zijn beroep wel heel lastige
handicap.
Schots
koffietentje met een merkwaardige naam.
Maar eerst richt iedereen zijn schreden natuurlijk naar
het paleis dat dan weliswaar geen dak, maar nog wel enkele andere bijzonderheden
bezit. Alweer een fontein. Op de binnenplaats dit keer en stammend uit
1530. Dan staan de vier hoektorens er nog, zodat aan het gebouw nog goed
valt af te lezen dat het hier een pand van grote importantie heeft betroffen.
Trouwens, James V en Mary Queen of Scots werden hier geboren en die hebben
aan de geschiedenis toch wel een steentje bijgedragen zou ik zeggen.
Leeftijd
De
toegangstoren van het paleis torst de Schotse kroon van aluminium nadat
eerdere exemplaren er vanaf zijn gewaaid.
Bij de poort staat de stamboom van het Britse vorstenhuis
afgebeeld. Een leuke kluif voor een historicus. Elizabeth II sluit de
rij. Ze is van 1926, al is het geloof ik niet gepast de leeftijd van al
of niet adellijke dames te vermelden. Maar in Linlithgow maken ze nu eenmaal
nergens een geheim van.
Ook niet van het feit dat de reusachtige Schotse kroon
op de toegangstoren van het paleis van in deze sfeer weinig passend aluminium
is vervaardigd. Het is geen gezicht eigenlijk. Maar de vorige exemplaren
zijn er bij zware storm steeds afgevallen. Dat gebeurt nu eenmaal bij
kronen en de hoofden die eronder zitten. De schandpaal
voor het stadhuisje van Culross. Hier werden vroeger ook heksen verbrand.
EIGEN FOTO'S
Publicatiedatum = 22 januari 2000
|