Hepatitis Adoor Nico Terpstra, arts Eén van de vaakst voorkomende ziektes die een reiziger vanuit het buitenland meebrengt, is hepatitis A, een vervelende maar meestal niet ernstig virusinfectie van de lever. Ongewenst contact met het hepatitis A-virus is voor de Nederlandse reiziger niet onwaarschijnlijk omdat het overal voorkomt waar de hygiëne te wensen overlaat. In grote delen van Azië, Afrika en Midden- en Zuid-Amerika is de besmettingskans daarom zeer groot, maar rond de Middellandse Zee en in Oost-Europa kan je ook makkelijk hepatitis A oplopen. Elk jaar krijgen meer dan honderd miljoen mensen hepatitis A. Wanneer je hepatitis A hebt, dan zijn de symptonen vaak onder andere moeheid, misselijkheid, koorts en geelzucht, dat wil zeggen een vergeling van het oogwit en soms ook de huid. De leverstreek, rechts in de bovenbuik, gaat pijn doen. De urine wordt donker en de ontlasting lichter van kleur. Meestal duurt dit zo'n één tot anderhalve maand, maar in een flink aantal gevallen zijn mensen na een half jaar nog niet de oude. Gelukkig is hepatitis A slechts in zeer uitzonderlijke gevallen dodelijk. Een besmetting met het hepatitis A-virus loop je op door contact met ontlasting van iemand die aan deze ziekte lijdt. Smerig water is vaak de belangrijkste overbrenger van het virus, dus moet je in de Derde Wereld zeker drinkwater (en ijsklontjes!) mijden. Pas ook op met salades en fruit, die in besmet water gewassen kunnen zijn. Besmet voedsel is een andere overdrachtsbron: ongekookte schelpdieren zijn berucht. Het is ook op zijn minst verstandig om niet te gaan zwemmen in de buurt van een open riool, dat soms tussen de fraaie hotels en de zandstranden naar de zee loopt. De belangrijkste manier om hepatitis A te voorkomen, bestaat uit een goede persoonlijke hygiëne, het vermijden van drinkwater en melk van onbekende herkomst, geen verse salades in dubieuze eettenten te bestellen en ook ongekookte schelpdieren te laten voor wat ze zijn. Indien u naar een land reist waar de kans op besmetting zeer hoog is, valt een betere bescherming sterk te overwegen. Het is mogelijk om kort voor vertrek een injectie te halen met immunoglobulinen, dat zijn anti-stoffen tegen hepatitis A die gewonnen zijn uit het bloed van iemand die deze ziekte ooit al eens heeft gehad. Deze anti-stoffen werken direct, maar hebben het nadeel dat ze na verloop van tijd weer uit het bloed verdwijnen, waardoor bij elke reis een nieuw shot immunoglobulinen nodig is. Je kunt je tegenwoordig ook met een tussenpoos van een half jaar twee vaccinaties laten geven, die je immuun maken tegen hepatitis A, doordat het lichaam de virussen middels het vaccin leert kennen en bij hernieuwd contact deze ziekteverwekkers meteen uitschakelt. Dat is vooral handig voor reizigers die vaak naar de Tropen gaan, en die dus niet iedere keer meer immunoglobulinen hoeven te halen. Publicatiedatum = 12 april 1997 |