&referer=" WIDTH="0" HEIGHT="0" BORDER="0" ALIGN="LEFT" ALT="">
Rijk of arm, als je maar komt;
Gambia aast op iedere toerist
door Nico van der Zwet Slotenmaker
BANJUL
Omdat wij onze eigen zaakjes altijd zo prima op orde hebben is en blijft
het een typisch Nederlandse gewoonte de blik naar verre horizonten te werpen,
China voor de laatste maal te waarschuwen of de Verenigde Staten te kapittelen
over het een of ander.
Al die landen zijn ons doorgaans bijzonder dankbaar voor onze op- of aanmerkingen,
al was het alleen maar omdat ze gewezen worden op problemen waar ze het
bestaan niet eens van vermoedden. En wat moet je met verbeteringen als je
niet eens weet wat er schort?
Zo had onlangs iemand een Nederlander dus verzonnen dat men in het Afrikaanse
Gambia ("The Gambia" zeggen de mensen er zelf) toeristen met weinig geld
op zak zou willen weren. En met name zouden het de Nederlanders zijn die
maar op de schobberdebonk afreisden en nog geen nagel hadden om wat dan
ook te krabben.
Nu zagen de kenners natuurlijk onmiddellijk dat het hier een zakelijk handigheidje
van een touroperator betrof, die de voor minder guldens vliegende concurrentie
een hak wou zetten, maar toch ontstond er enige commotie. Want waren we
immers niet voor de zoveelste keer te kakken gezet als een volkje dat de
knip gesloten houdt?
In Gambia zelf wist men uiteraard weer van niets. Als een Gambiaan een
Brit al van een Nederlander zou kunnen onderscheiden wat hij niet kan en
al zou weten waar Amsterdam of Londen zich bevinden wat hij zelfs niet bij
benadering kan raden zal het hem trouwens worst zijn. Iedere toerist is
er een, en aan elke vreemde verschijning moet geld worden verdiend, zo simpel
is het. Dat klinkt een beetje hard, en zo is het niet bedoeld, want er is
geen enkele vakantieplaats in de gehele wereld waar er anders over wordt
gedacht.
Zuster
Het enige verschil is dat de Gambiaan nogal ruimhartig om niet te zeggen
opdringerig voor zijn bedoelingen uitkomst, en je er geen tien passen kunt
zetten zonder aanmoedigend te zijn toegesproken door iemand die een meer
dan bereidwillige zuster in de aanbieding zegt te hebben, of zijn kompaan
die er beslist op staat je naar het restaurant van zijn oom te vergezellen,
waar de beste maaltijden van het hele land opgediend worden.

Gambianen aan het werk, kijken mag, kopen ook.
Het is een beetje de overtreffende trap van wat toeristen in Noord-Afrika
meemaken. Na "allemaal prachtig" word je daar bij herhaling "kijken, kijken,
niet kopen" voor de voeten geworpen, wat ook snel verveelt, al gaat men
daar dan nog net niet over tot lichamelijk geweld om je tot een aankoop
te pressen. Gambianen zijn aanzienlijk doortastender en daar schrikt de
westerling in niet geringe mate van.
Voor iemand die zich vroeger uitsluitend aan de Spaanse Costa's liet bruinen,
in Griekenland wel eens een ouzo'tje pikte of in Turkije de moed had de
waterpijp aan de mond te zetten, mag voor een trip naar Gambia maar één
ding gelden en dat is: vergeet alles wat je op voorgaande uitstapjes heb
meegemaakt. Dit is Afrika. Primitief, donker Afrika waar de mensen u zien
als wat u bent, namelijk een persoon met geld. En dat u dat niet allemaal
(meteen) wenst uit te geven snappen ze echt niet. Waar zijn die munten anders
voor?
Dat de Gambiaanse jeugd in dezelfde overtuiging wordt opgevoed, ligt voor
de hand, en dat merk je vooral als je een bezoek brengt aan het dorp Juffureh,
waar u het huis van de overgrootvader van de schrijver Alex Haley kunt bezoeken.
Deze auteur werd wereldvermaard met zijn schepping "Roots", het verhaal
van ene Kunta Kinteh die uit zijn oorspronkelijke omgeving werd weggerukt
om in Amerika als slaaf te worden verkocht.
Iedereen die Gambia bezoekt, wil en zal dit dorp zien en fotograferen.
Dat laatste is vrij lastig, omdat de jeugd steeds voor iedere camera samendromt.
Niet om het spreekwoordelijke vogeltje te zien, maar om vijf dollar te eisen.
U hebt niet het recht ze zo maar op de kiek te zetten. Dit geeft aanleiding
tot licht vervelende tonelen die alleen met stug doorlopen zijn te omzeilen.
Ontevreden
Uiteraard weet men in het dorp ook nog een verre nazaat van Kunta Kinteh
te voorschijn te toveren, die niet iedere dag dezelfde hoeft te zijn. De
toeristen wisselen immers ook ieder etmaal. De naam van Alex Haley, de man
die Juffureh op de kaart zette, scoort in het dorp overigens niet hoog.
"Hij had wel eens aan ons mogen denken nu hij door zijn boek miljonair is
geworden," is de algemene mening. Waarschijnlijk juist, ook al schuilt hier
weer de mate van ontevredenheid in die de Gambianen eigen lijkt te zijn.
Dat mag gezien hun omstandigheden ook, maar voor buitenstaanders is het
toch allemaal wat lastig te verteren. Het is net of je voor de gezelligheid
bij iemand op bezoek komt, die in plaats van de taartjes al zijn zorgen
voor je op tafel zet.

Bontgeverfde primitieve winkels kleuren het straatbeeld.
Toerisme in Gambia is nieuw. We moeten nog een beetje aan elkaar wennen
zullen we maar zeggen. Het was nooit erg in trek. Op de Afrikaanse kaart
is het eigenlijk maar een pennestreek. Met 11.000 vierkante kilometer is
het een vijfde deel van België en Nederland samen, en de ruim een miljoen
inwoners leven voornamelijk aan de kust waar het land zo'n vijftig kilometer
breed is.
De rest haalt de 35 kilometer met moeite. Lang is Gambia wel, 320 kilometer,
zodat de ober in mijn hotel, die een soort manager is van een plaatselijke
voetbalclub, verhalen weet te vertellen over verre en moeilijke uitwedstrijden
die niet in een of twee dagen afgewikkeld kunnen worden. Het probleem dat
zijn team niet over de nodige spullen beschikt, serveert hij er dagelijks
geroutineerd achteraan, er de nadruk op leggend dat hij in mij de juiste
sponsor ziet.
Een bezoek aan Gambia is uiteraard varen op de rivier van die naam, want
meer dan twee ruime oevers van deze stroom heeft het eigenlijk niet te betekenen.
Ik doe uiteraard aan enkele boottochten mee om weinig van een bijzondere
flora of fauna te zien en lekker te eten in een van de restaurants die op
primitieve wijze voor de toeristen aan de waterkant zijn gebouwd.
De hotels in Gambia zijn overigens verre van primitief. Als je binnen de
muren blijft zou je je overal elders ter wereld kunnen wanen, met schitterende
zwembaden en riante onderkomens. Nee, daar mankeert niets aan. Helaas hebben
de Engelsen er de zogenoemde "erfenis van het natte glas" achtergelaten,
zijnde de hoeveelheid drank waaruit een borrel volgens hen moet bestaan.
Een iets bevochtigde kelk dus, die op zijn minst verdubbeld moet worden
en zeer prijzig is "omdat alles hier geïmporteerd moet worden."
Kroketten
Uiteraard zijn er ook hier enkele Nederlandse horeca-avonturiers neergestreken,
die het in de warme ballen en de kroketten met broodjes zoeken, die altijd
aftrek vinden. Aan de heerlijke stranden in de eerste plaats, waar je nog
meer op de zon kunt rekenen dan waar ook.
Misschien dat het weer Gambia in de toekomst rijk kan maken. De man die
op het vliegveld bij vertrek mijn bagage moet controleren is het kennelijk
nog niet. Hij zegt onomwonden wel trek in een biertje te hebben en meent
dat ik deze verversing moet doneren voor hij mijn tas op een wagentje werpt.
Inmiddels heb ik geleerd hoe ik moet weigeren.
Die gewenning zal wel sterker worden als er meer toeristen komen. En die
komen er zeker. Voor iedere Gambiaan misschien wel een per jaar.
Als hij zich dan ook maar bij die ene houdt.
Publikatie datum = 24-08-96

|