&referer=" WIDTH="0" HEIGHT="0" BORDER="0" ALIGN="LEFT" ALT=""> |
Erfurt: pracht van een historische staddoor HARRY MULLER ERFURT - Zo'n tien jaar na de val van de Berlijnse Muur begint het toerisme in de voormalige DDR aardig op gang te komen. Gebieden die jarenlang voor toeristen uit het westen hermetisch waren afgesloten, zijn nu weer vrij toegankelijk. Met een koetsje door het historische centrum van Erfurt. Men heeft de afgelopen jaren veel geld gestoken in de restauratie van historische gebouwen, veel huizen hebben nieuwe dakpannen gekregen, de nieuwbouw schiet de grond uit, maar ook de wegen zijn verbeterd. Toch kom je nog wel straten tegen met kuilen en gaten in het asfalt, maar daar moet je dan maar wat langzamer rijden. Dan kun je meteen meer genieten van het landschap. Wij waren in de deelstaat Thüringen met de stad Erfurt, maar ook in Brandenburg en zagen, hoe mooi het oosten van Duitsland eigenlijk is. Genieten op een terras, als het zonnetje schijnt. Het was onze Bonifacius die bij Dokkum vermoord werd, die in het jaar 742 een brief schreef aan de Paus om in Erfurt een bisdom te stichten. Dat was eigenlijk de geboorte van een stad, die nu zo'n 200.000 inwoners telt en enkele tientallen kerken telt. Een ervan werd 750 jaar geleden gesticht door kooplieden uit Friesland. Vrijwel alle kerken bleven in de loop van de eeuwen rechtop staan. Ook tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen de stad eigenlijk nauwelijks werd gebombardeerd. Van alle gebouwen werd slechts vijf procent door bommen getroffen en daarom is Erfurt tot op de dag van vandaag zo verrassend gaaf gebleven. De trots van de stad is de Mariendom met ernaast de Severikirche. De klok van de domkerk die de naam Gloriosa kreeg, werd tussen deze twee kerken gegoten in het jaar 1497 door de Nederlander Jacob van Campen. De kerken staan op een (zoals de Erfurters het noemen) bergje van maar twaalf meter hoog. Je moet daarom 70 treden klimmen om bij de ingang van de domkerk te komen. Op deze geweldige trap worden 's zomers regelmatig toneelvoorstellingen en concerten gegeven. Erfurt heeft een beschermd stadsgezicht en daarom mag er in de binnenstad nauwelijks gebouwd worden. Op de lijst met monumenten staan ook 120 straten, die net zo moeten blijven als vele honderden jaren geleden. Ze zijn te herkennen aan de rode straatnaamborden. Heel mooi is de Fischmarkt met prachtige Renaissance-huizen als 'Zum Breiten Herd' en 'Zum Roten Ochsen', die beide in de zestiende eeuw gebouwd werden. Hier zetelden vroeger de gilden. Het huis naast 'Zum Breiten Herd'is een kopie van het oorspronkelijke bouwwerk, maar werd pas 300 jaar later in gebruik genomen. De Krämerbrücke is een brug, die eruit ziet als een gewone straat. De meeste huizen hadden vroeger geen nummer, maar waren te herkennen aan hun namen. Dat is goed te zien bij de brug van de marskramers, de Krämerbrücke, die in het jaar 1165 tot stand kwam. Deze is helemaal bebouwd met huizen met namen als 'de rode ster', 'de gouden helm' of 'het zwarte ros'. Maar onder de huizen door stroomt een riviertje. De brug kon eens aan beide kanten door een poort afgesloten worden. Op die manier konden de kooplieden veilig hun vaak dure waren als goud, zilver, specerijen of pelzen verhandelen. Het riviertje de Gera stroomt nog steeds onder de Krämerbrücke door en het valt op, dat het water zo schoon is. Erfurt lag eens aan een van de belangrijkste handelswegen in Europa. Daaraan heeft men een elftal marktpleinen overgehouden. De stad was beroemd door de Waidhandel, gedroogde planten die gebruikt werden om stoffen te verven. Van het jaar 1392 tot 1816 was Erfurt een universiteitsstad. Op het laatst werd die gesloten, omdat er meer professoren dan studenten waren. Sinds 1994 is er weer een universiteit met een beperkt aantal faculteiten. De trots van deze streek is de Thüringer Rostbratwurst, die op houtskool gegrild wordt. Men staat vaak in de rij om deze worst samen met een broodje te eten. Slagers elders in Duitsland hebben vaak geprobeerd om deze braadworst na te maken, maar dat lukte niet. Brandenburg Over naar de deelstaat Brandenburg rond de stad Berlijn. De hoofdstad Potsdam met maar liefst 23 paleizen is een toeristische trekpleister van formaat. Bekend is natuurlijk het slot Sanssouci, waar dagelijks enkele duizenden toeristen met bussen vol worden aangevoerd. Slechts mondjesmaat worden ze in het slot toegelaten. Het is soms zo druk, dat lang niet iedereen de kans krijgt om daar een kijkje te nemen. Daarom is het veel leuker om in de uitgestrekte tuinen te gaan wandelen. Je komt onderweg dan langs een Chinees theehuis, maar ook maak je kennis met het Neuen Palais, dat in het midden van de 18e eeuw in opdracht van de Pruisische koning Frederik de Grote werd gebouwd. Bij dit paleis is het lang niet zo druk en kun je met een paar reuze-sloffen om je schoenen door de talrijke feestzalen, woonvertrekken en slaapkamers schuifelen. In totaal zijn er 220 vertrekken en 32 badkamers met inmiddels antieke Delftsblauwe tegeltjes. Kunstschilders uit ons land als Ferdinand Bol, Paul de Vos en Anton van Dyck hebben met hun schilderijen ook een bijdrage geleverd om het paleis zo mooi mogelijk te maken. Tegenover het Neuen Palais staat nog een soort tempel, die nu in gebruik is bij de universiteit. Daar woonde eens het personeel van de koning. De keukens waren er ook en de maaltijden werden via een ondergrondse gang naar het paleis gebracht. Deze weg was zo lang, dat het eten onderweg regelmatig opgewarmd moest worden. Het gaat kennelijk goed met de bevolking in het oosten van Duitsland. De Trabantjes zijn in de stad Postdam vrijwel uit het stadsbeeld verdwenen. Die kom je nog wel tegen op het platteland als bijvoorbeeld in de streek Fläming, genoemd naar de Vlamingen die daar eens woonden. De wegen met de kinderkopjes zien er net zo uit als bij de Belgen en af en toe zitten er gaten in het asfalt. Hier is nog nauwelijks een buitenlandse toerist geweest. Er zijn geen pretparken, weinig attracties en daarom kun je des te meer van het fraaie landschap genieten. Veel bossen, meren en bomen die op sommige plaatsen als een dak over de wegen heen groeien. De voormalige woning van de torenwachter in Jütebog. Het stadje Jütebog is al bijna duizend jaar oud. Wij worden daar verwelkomd door een echtpaar in klederdracht. Aan de strepen op de rok van de vrouw kon je zien, hoe groot de boerderij was waar zij woonde. Wafels met veel room worden geserveerd, ook al een Vlaamse specialiteit. Op de plaatselijke kerk is een woning gebouwd. Deze werd vroeger gebruikt door de torenwachter, die die de inwoners van de stad moest waarschuwen als er vijandelijke troepen in aantocht waren. Tot het jaar 1918 is het torenhuisje bewoond geweest. De kerk heeft ook een kapel met prachtige fresco's. Wie naar binnen wil, moet de sleutel even halen bij de plaatselijke VVV. Het dorp Kloster Zinna is genoemd naar het plaatselijke klooster, waarin nu een klein museum is ingericht. Erg veel stelt het niet voor. Wat stenen, potscherven en muntjes. Er is ook een model van een Hollandse molen, maar die is inmiddels afgebroken. Wel indrukwekkend zijn de fresco's uit de 15e eeuw in het klooster, die onder vijftien lagen kalk tevoorschijn kwamen. De middenstand van het dorp moet nog leren, hoe ze met toeristen om moeten gaan. In het plaatselijke café bestellen we koffie, die door een norse ober op tafel wordt gesmeten. Kort daarna volgen de potten honing, die hij in de aanbieding heeft en ook nog een serie ansichtkaarten. Maar het kan ook anders. Onderweg komen we langs het kasteeltje 'Schloss Neuhof'in Neuhof, dat nu als restaurant is ingericht. Het kasteel is prachtig, de ontvangst is hartelijk, het eten is voortreffelijk en de rekening was aan de lage kant. In ons land hadden we voor dit menu veel meer moeten betalen. Eigen foto's. Publicatiedatum = 15 mei 1999 |