De Bentheimer Waldwandeltochtdoor HARRY MULLER BENTHEIM - Een grens was vroeger een echte barrière en met slagbomen, prikkeldraad en douaniers werd het eigen grondgebied beschermd. Nu de grenzen in Europa voor een deel weggevallen zijn, denk je met een beetje weemoed terug aan de tijd dat je als kind nog een stempeltje in het paspoort kreeg. Oude grensstenen bleven rechtop staan en zijn eigenlijk een symbool van de verdeeldheid tussen de verschillende landen in vroeger tijden. Wij wandelden rond de Duitse plaatsen Bentheim en Gildehaus, konden zomaar de grens oversteken en kwamen toch ineens in het buitenland terecht. Onze tocht begint even buiten het Twentse dorp Losser precies bij de plaats, waar in het jaar 1824 grenssteen nummer 6 werd neergezet. Een blok zandsteen met een de ene kant het Bourgondische wapen en aan de andere kant dat van het graafschap Bentheim. Geen wonder dat de grens afgebakend werd met zandsteen, want daarom was de streek rond het stadje Bentheim vroeger wereldberoemd. De blokken steen werden daar uitgezaagd, met paard en wagen naar de rivier de Vecht gebracht en vandaar met schepen over de IJssel en de Zuiderzee naar ons land vervoerd. Het paleis op de Dam in Amsterdam werd ermee gebouwd, maar ook de Beurs in Rotterdam of bijvoorbeeld de Martinitoren in Groningen. In de buurt van Gildehaus komen we langs zo'n steengroeve, want aan Bentheimer zandsteen blijkt nog steeds een grote behoefte te bestaan. Veel is nodig om historische gebouwen te restaureren. Het werken met zandsteen is eigenlijk bij de wet verboden, omdat het zo ongezond is. Daarom dragen de steenhouwers nu persluchtmaskers. De mensen in Gildehaus gebruikten de zandsteen zelf om hun stadhuis te bouwen, de kerk met een vrijstaande toren en ook de molen op de Mühlenberg werd ermee opgetrokken. Dan merk je meteen, dat je op een steenworp afstand van Oldenzaal toch in het buitenland bent. Deze stenen molen ziet er heel anders uit dan die in ons land. Waar eens de molenaar woonde, is nu een cafeetje ondergebracht. Van april tot november wordt op zaterdagen in een 200 jaar oud bakhuis op de heuvel op een ouderwetse manier brood gebakken. We wandelen verder richting Bentheim en komen dan door het Bentheimer Wald. Ergens onderweg moeten we de drukke internationale spoorlijn tussen Nederland en Duitsland passeren. De spoorbomen zijn gesloten, maar met een druk op een knop van een kastje krijg je contact met een spoorwegman die op afstand de bomen even opent. Ben je eenmaal aan de andere kant, dan moet je nog eens op een knop drukken. Men weet dan, dat je veilig bent overgestoken. Via een luidsprekertje wenst de man ons verder nog een plezierige wandeltocht. Schitterend is de omgeving hier. De routebeschrijving leidt ons langs paadjes, waar je anders nooit zou komen. Dwars door een streek, waar je nog nooit geweest bent, nu eens wandelend door een bos, dan weer langs een heideveld of een akker van een boer. En overal wordt de natuur links en rechts van de weg in het routeboekje beschreven. De eerste kennismaking met Bentheim is heel bijzonder. Middenin een bos staan daar ineens allerlei witte gebouwen, die doen denken aan een ziekenhuis. In werkelijkheid is dit een kuuroord, waar vooral patiënten met huidziekten behandeld worden. Al in het jaar 1711 werden hier bronnen met zwavelhoudend water ontdekt. Het wordt opgepompt door een ja-knikker; hetzelfde apparaat gebruikt men in ons land bij het Drentse Schoonebeek om olie uit de grond te halen. In 1850 kwam het Kurhaus gereed. Een bordje aan de muur vertelt, dat tijdens de vorige eeuw vooral Nederlanders naar Bentheim reisden om daar genezing te vinden. Nu zijn het de Duitsers zelf die de ruim 400 bedden van de kliniek moeten vullen. Tot oktober vorig jaar was er nog sprake van lange wachtlijsten, maar sinds kort wordt zo'n kuur niet meer volledig door het Duitse ziekenfonds betaald. Nu al staan er bedden leeg en vreest men voor de toekomst van de kliniek. De bossen rond het kuuroord behoren tot de categorie van het oerbos. Daar laat men de natuur z'n gang gaan en heel wat dode bomen rotten daarom op de grond weg. Vreemd is wel dat men door dit bos een keurig wandelpad heeft aangelegd met witte bruggetjes, die ons over een beekje leiden. Iets verderop is een keurig gazon en ook een grote vijver met bankjes er omheen. Een bord geeft aan, dat je geen planten of bloemen mag plukken, dat je tijdens het fietsen moet letten op de wandelaars en dat een hondje aan de lijn moet. Wat een wereld van verschil met het oerbos. Gelukkig blijven de mensen meestal in de directe omgeving van het kuuroord wandelen en daarom is er genoeg ruimte voor de herten en wilde zwijnen, die ook in deze bossen wonen. Wij zijn dan al dichtbij het stadje Bentheim, dat zich door de aanwezigheid van het kuuroord zelfs Bad Bentheim mag noemen. Imponerend is het grote kasteel op een heuvel, dat omstreeks het jaar 1100 werd gebouwd. Daar woont nog een Prins Hubertus, een neef van Prinses Juliana. Contacten tussen beide families zijn er niet. Het kasteel wordt jaarlijks door heel wat toeristen bezocht. Op de eerste verdieping is een klein museum. De kruittoren kun je beklimmen en daarin is ook een folterkamer ondergebracht. In Bentheim overnachten we in het hotel Steenweg, dicht bij het casino. Volgens de eigenaar zijn wandelaars niet zulke gokkers. Liever rusten ze uit in het hotel van een lange dag wandelen en laten zich dan door de kok verwennen. De volgende dag trekken we na het ontbijt verder en wandelen dan weer langs verlaten steengroeves en veel rotsformaties van de Bentheimer Berge. Op tal van plaatsen heb je een fraai uitzicht over de omgeving. Langzamerhand keren we terug naar de grensstreek met bossen en vennen. Heel mooi is het Gildehauser Venn, dat een beschermd natuurgebied is. Je kunt daar op een uitkijktoren klimmen en genieten van het landschap met veel meertjes, heideveldem, struiken en bossen aan de rand. Dit gebied is eigendom van de Nederlandse 'Bertha Jordaan van Heek Stichting'. Bertha stamde uit een Enschedese familie van textielfabrikanten en trouwde later met Jan Jordaan, een bankier. Een groot deel van hun vermogen en grondbezit werd destijds in een stichting ondergebracht. De streek hier is nogal moerassig en daarom zijn verschillende wegen voor het autoverkeer afgesloten. Alleen de boeren mogen met tractoren van de zandwegen gebruik maken. Onderweg komen we langs veel veenplassen. In ons routeboekje is veel geschreven over de planten en bloemen die hier te vinden zijn. Heel bijzonder is een laag struikje met bruine takken. Dit is de gagel die in april of mei bloeit. Pas in de zomer komen de bladeren en als je die fijn wrijft, ontstaat een sterk aromatische geur. De boeren in Twente legden vroeger tussen het stro in de bedstede altijd een paar takjes gagel om op die manier de vlooien weg te houden. Voordat we het eindpunt van onze wandeltocht bereiken, zien we nog op Duits grondgebied het klooster Bardel van de Orde der Franciskanen. Hier werden vanaf 1926 heel wat missionarissen opgeleid om naar Brazilië uitgezonden te worden. In het klooster is een museum over dit land en men heeft een bijzondere postzegelverzameling met religieuze voorstellingen. Jammer is wel dat het klooster alleen op afspraak voor groepen te bezichtigen is. REISWIJZER De Bentheimer Waldwandeltocht heeft een totale lengte van 46 kilometer, die in twee dagen afgelegd wordt. Bij de prijs van 135,- per persoon is een routeboekje en een topografische kaart ingegrepen. Verder de overnachting met diner, ontbijt en een lunchpakket. Op beide dagen wordt onderweg gezorgd voor koffie met gebak. Voor wie niet zo van wandelen houdt, is in dit gebied ook een fietsroute beschikbaar. INLICHTINGEN: Twente Natuurtochten, Drilscholtenstraat 12, 7556 NP Hengelo, telefoon 074-2431804. Publicatiedatum = 29 maart 1997 |