" WIDTH="0" HEIGHT="0" BORDER="0" ALT="">

Taal der molens

door HENK DE KONING

Het beroep van molenaar was vroeger veelal een familie-traditie. De fijne kneepjes van het vak werden van vader op zoon geleerd.

Bij het beroep van molenaar hoort een gedegen kennis van het weer. Immers, de windmolen is afhankelijk van de nukken en kuren van moeder natuur en wie als molenaar niet weet uit welke hoek de wind waait moet dit bezuren in de vorm van grote stormschade aan zijn kostbare molen.

Alvorens kan worden begonnen met malen moet de molen 'op de wind' worden gezet. Dat heet in molenaarstaal: het 'kruien van de molen.'

Afhankelijk van de sterkte van de wind moeten er zeilen geheel of gedeeltelijk op de wieken worden gespannen om aldus, net als een zeilscheepje, ten volle van de voortstuwende kracht van de wind te kunnen profiteren. De molenaar moet steeds alert zijn dat het weer plotseling kan omslaan. Bij verkeerde inschatting worden de wieken een speelbal van de natuur waardoor de opgeroepen krachten de molen te gronde kunnen richten.

Molens spreken met hun speelse vormen en indrukwekkend, kunstzinnig maalwerk, tot ieders verbeelding. Molens 'spreken' bovendien hun eigen taal. Door de stand van de wieken of een speciale aankleding kan men in één oogopslag aflezen wat er met een molen, de molenaar of een bepaalde dag gaande is. De 'molentaal' verschilt vaak per streek.

'Windborden'

Zag je vroeger bijvoorbeeld in de Zaanstreek alle 'windborden' uit de wieken gehaald dan wist je meteen: o, hier is de molenaar overleden. Tevens vaak werden de wieken dan in een kruis gezet en op het huis van de overledene gericht. Bij het overlijden van een zoon of dochter van de molenaar bleven twee windborden op de wieken staan; overleed de molenaarsvrouw dan ging de molen met één windbord in de rouw. Typische molentaal dus.

Molen 'De Hoop' staat in Roosendaal.

Ook 'mooizetten' behoort tot de molentaal. Door de wieken te versieren met een gelukszonnetje, sparregroen, huwelijkskooien en vlaggetjes gaf een molenaar in vroeger tijden uiting aan zijn blijdschap over huwelijk en geboorte. Ook als de molenaar geen werk meer had of wanneer er reparaties aan de molen moesten worden uitgevoerd, waardoor er niet gemaald kon worden, werd dit wereldkundig gemaakt door de wieken in een bepaalde stand te zetten.

De uitdrukking "malen voor de Prins", waarmee de Prins van Oranje wordt bedoeld, wordt nog altijd in het molenaarswereldje gebezigd. "Dit woordgebruik stamt uit de 80-jarige oorlog en betekent dat de wieken wel draaien, maar er toch geen graan wordt gemalen", vertelt Leo Endedijk van de Molenstichting.

"Destijds wekten de loos draaiende molenwieken van een belegerde stad de indruk dat binnen de stadsmuren nog ruimschoots graan aanwezig was om tot voedsel te dienen. Hierdoor ontmoedigd braken de gefopte Spanjaarden dan vaak snel weer op. Men had aldus uitsluitend voor de Prins gedraaid om de stad voor hem te behouden."

Niet slechts het vak van molenaar, ook het bouwen en restaureren van molens was specialistenwerk dat eeuwenlang van vader op zoon werd geleerd. Pas in de eerste helft van de 18e eeuw verschijnen de eerste officiële 'molenaarshandleidingen'.

Heel vroeger toen er nog geen moderne hulpmiddelen bestonden werden de loodzware onderdelen van een molen op hun plaats gebracht met behulp van zogeheten 'kaapstanders', 'rechtmasten', honderden meters polsdikke touwen en niet te vergeten flink wat menselijke spierkracht. Toch slaagden onze voorouders er steeds weer in die zware klus goed te klaren. Blijkens de vele prachtige (gerestaureerde) molens, mede waardoor ons land tot ver over grenzen bekend werd.

Publicatiedatum = 21 maart 1998