Ons land telt verrassend veel bedevaartplaatsen

door THIJS JANSEN

HILVERSUM - Ons land telt meer dan 650 bedevaartplaatsen. Dat zijn er verrassend veel, vinden Peter Jan Margry en Charles Caspers van het P.J. Meertens-Instituut in Amsterdam (Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen). Beiden zijn betrokken bij het project Bedevaartplaatsen in Nederland.

Onlangs verscheen hun boek Bedevaartplaatsen in Nederland deel 1. Het gaat over de bedevaartplaatsen in Noord- en Midden-Nederland. In de loop van dit jaar verschijnt deel 2 over Limburg en Noord-Brabant.

Beenderen van heiligen worden keurig bewaard.

De boeken bespreken bedevaartplaatsen in ons land vanaf de vroege middeleeuwen tot heden. "Wie dacht dat Nederland vaak beschouwd als uitgesproken protestantse natie geen land van bedevaarten is, komt bedrogen uit", aldus de auteurs.

Het bezoeken van heilige plaatsen blijkt volgens het tweetal ook onder nuchtere Nederlanders populair te zijn. Vandaag de dag trekken nog steeds honderdduizenden mensen jaarlijks naar één van de 650 bedevaartplaatsen die ons land kent.

Dat gebeurt niet meer op last van de rechter, zoals enkele honderden jaren geleden vaak het geval was. Elders valt te lezen dat bijna 450 jaar geleden, op 10 oktober 1557, Andries Mathijszn uit Leiden, alias het Verloren Schaap, op bedevaart werd gestuurd naar Amersfoort.

Hij was volgens de criminele vonnisboeken van Leiden schuldig bevonden aan afpersing en moest boetedoening doen in Amersfoort. Daarnaast kreeg hij ook een boete van zes gulden. Het lijkt in onze ogen een fluitje van een cent om vanuit de Sleutelstad een tochtje naar Amersfoort te maken.

Maar nog rond de afgelopen eeuwwisseling moesten daarvoor bijvoorbeeld tientallen tollen worden gepasseerd. Een reis naar een bedevaartsoord was in die tijd dan ook geen kleinigheid. Ook in financieel opzicht niet. Eenmaal in Amersfoort aangekomen moest de veroordeelde boete doen bij O.L. Vrouw van Amersfoort.

Vondst

Schilderij uit ca. 1525 waarop de vondst van het Amerfoortse Mariabeeldje in 1444 is weergegeven.

Na de vondst van een Mariabeeldje in 1444, zo valt te lezen in het boek van Margry en Caspers, groeide de stad snel uit tot één van de meest populaire bedevaartsoorden in de Noordelijke Nederlanden. Na de Opstand (80-jarige oorlog) bleef de verering op beperkter schaal tot 1720 bestaan.

De overheid van de stad greep toen in, hoogstwaarschijnlijk omdat de vrouwevaart betrokken was geraakt in een katholieke kerkscheuring. Het beeldje en toebehoren bevinden zich sinds die tijd in de oud-katholieke kerk. In 1933 is door rooms-katholieken het O.L. Vrouwengilde opgericht, dat sindsdien weer een jaarlijkse ommegang houdt.

Standaardwerk

Onze bedevaartcultuur is na vijf jaar van inventarisatie, documentatie en onderzoek, in kaart gebracht en beschreven. Sinds 1993 werd daaraan door meer dan honderd auteurs uit uiteenlopende wetenschapsgebieden historici, volkskundigen, dialectologen, antropologen, kunsthistorici, theologen, sociologen en archivarissen meegewerkt.

Het gaat hierbij om een schat aan gegevens en beeldmateriaal. Naast historische en kunsthistorische bronnen, zijn ook moderne gegevensbestanden, kaarten en mondelinge bronnen geraadpleegd. Ook aan het nodige veldwerk heeft het daarbij niet ontbroken.

Daarnaast is aandacht besteed aan zogenaamde materiële cultuur als devotionalia, devotioneel drukwerk en ander beeldmateriaal. De grote hoeveelheid nagenoeg onbekende illustraties bieden op zichzelf al een bijzonder beeldverhaal.

Wandelroutes

De ANWB presenteerde bij de verschijning van het boek twee wandelroutes langs heilige plaatsen. Beide voettochten langs het geloof tonen de dynamiek van de moderne bedevaartcultuur in Nederland: van conservatief tot vernieuwend, van New Age tot folkloristisch.

De meeste bedevaartoorden zijn van heidense of rooms-katholieke oorsprong. En zowel de relieken van vroeg-middeleeuwse heiligen als bloedwenende madonna's van plastic worden vandaag de dag vereerd.

Het onderzoek omvat zoals gezegd de vroege middeleeuwen tot 1997. Boven de grote rivieren telt ons land niet minder dan 210 bedevaartoorden. Deze worden allemaal in deel 1 van het boek behandeld: van de Zeeuwse O.L. Vrouw van Aardenburg tot en met Thomas a Kempis in Zwolle.

Daar tussenin bevinden zich allerlei cultusplaatsen: nationale bedevaartplaatsen als van de Martelaren van Gorcum in Brielle, Liduina in Schiedam, het Sacrament van Mirakel (Stille Omgang) in Amsterdam, O.L. Vrouw van Heiloo, Titus Brandsma in Nijmegen of Bonifacius in Dokkum.

Actief

De Larense processie op weg naar het Laarder kerkhof.

En bijna allemaal zijn ze een (toeristisch) bezoek waard. Nederland, ook buiten Noord-Brabant en Limburg, blijkt een enorme bedevaartcultuur te hebben gekend. En nog steeds is de geestelijkheid in een groot aantal plaatsen (weer) actief in het aantrekken van pelgrims.

Maar ook zijn er kleine, minder bekende cultusoorden als van de Heilige Bomen in Wijhe of Fleringen, de verering van Wilgefortis in Kralingen of Quirinus in Ammerzoden, en nieuwe devoties als de bloedwenende O.L. Vrouw van het Water in Volendam of de heilige plaats waar de engel Raphaël in Haaksbergen de laatste jaren verscheen.

Bij het doorbladeren van het 886 pagina's tellende boek valt op dat in tal van bedevaartsplaatsen veel van de geschiedenis bewaard is gebleven. Een voorbeeld is het wonder in Leiden, waarvan het in 1557 op bedevaart gestuurde Verloren Schaap waarschijnlijk wel weet heeft gehad; het Mirakel van het Versteend Brood.

Mirakel

Chromolithografie met de Martelaren van Gorcum.

Het verhaal luidt dat tijdens de hongersnood van 1316 een vrouw een brood had gekocht, waarvan zij de ene helft op at en de andere helft wilde bewaren. Toen een buurvrouw haar smeekte de andere helft aan haar te geven, zei de vrouw dat als zij nog meer brood is huis had dan wat zij zojuist had opgegeten, God dit in steen mocht veranderen, hetgeen prompt gebeurde.

De versteende helft van dit brood werd volgens een notariële acte uit 1574 bewaard in een vierkant roodkleurig kastje dat eerst aan een paal van de Pieterskerk was bevestigd. Het werd daar in 1574 na het ontzet van Leiden weggehaald.

Door toeval is het stenen brood bewaard gebleven en in 1950 in handen gekomen van het stedelijk museum De Lakenhal in Leiden. Het staat niet in het boek, maar niet ver van het museum is nog steeds de straat te vinden, waar volgens de overlevering het wonder heeft plaatsgevonden; de Mirakelsteeg.

Inlichtingen: Het boek Bedevaartplaatsen in Nederland 1: Noord- en Midden-Nederland (ISBN 90-6550-566-0) kost ƒ144 en wordt uitgegeven door Uitgeverij Verloren uit Hilversum. Telefoon: 035- 6859856.

Publicatiedatum = 28 februari 1998