Boarderslatijn

'Hé! Check die pijp daar in de verte eens uit, man. Goed geshaped en met een lekkere hoge vert. Zullen we die pakken en een paar nieuwe grabs oefenen? Of blijven we nog even freeriden in de vette pow? Kunnen we ook die cliff-drop van daarnet nog een keertje overdoen.'

Ooit twee boarders horen communiceren? Knappe skiër die er wat van begrijpt. Het snowboard-jargon is, kortom, nogal afwijkend van dat van andere wintersporters. Vandaar dat we hieronder de meest gebruikte termen even op een rijtje zetten:

Air: alle manoeuvres door de lucht.

Alpine: Wordt meestal gebruikt als verzamelnaam voor boarden op geprepareerde pistes. Meestal met een alpineboard (stijf, smal, vlakke achterkant en een lage neus), hardboots en plaatbindingen.

Backside: alles aan de kant van je hielen

Boardercross: wedstrijd waarbij een groep van vier tot zes boarders een soort motorcross-baan zo snel mogelijk moet afleggen.

Bonen: ook wel uitbonen. Met nadruk uitvoeren van een truc. De benen bijvoorbeeld zoveel mogelijk strekken.

Carven: het maken van gesneden bochten.

Chillen: relaxen.

Cliff drop: springen van een rots.

Fakie: ook switch. Achteruit rijden.

Freeriding: vrij boarden op alle soorten terrein. Vaak wordt hiervoor een speciaal board gebruikt: iets langer, getailleerd, van achteren stijf en van voren flexibel.

Freestyle: boarden in de halfpipe en op schansen, of het uitvoeren van trucs. Meestal met een speciaal board (flexibel, breder en met een opstaande neus en achterkant) en softboots.

Frontside: alles aan de kant van je tenen.

Goofy footer: iemand die met z'n rechtervoet voor rijdt.

Grab: het board tijdens een sprong beetpakken.

Halfpipe: ook wel pijp. Een helling met aan weerszijden buisvormig oplopende wanden. Het verticale gedeelte heet vert, de kromming transition. In de halfpipe wordt van wand naar wand gereden, waarbij er trucs kunnen worden uitgevoerd.

Hardboots: snowboardschoenen van stijf kunststof voor een grote controle op hoge snelheden. Optimaal voor alpineboarden.

Park: speciaal snowboardgebied

Pow-pow: ook wel powder, fluff, het diepe, of poeder. Diepe sneeuw: het mooiste wat een snowboarder kan overkomen.

Regular footer: iemand die z'n linkervoet voor heeft.

Rijden: je per snowboard voortbewegen.

Softboots: schoenen van zacht materiaal, optimaal voor freeriding en freestyle.

Stance: De stand van de voeten op een snowboard, regular of goofy, de afstand tussen de bindingen en de hoek waaronder die op het board staan.

Step-in binding: Een binding waarin je zonder hulp van je handen kunt instappen. Maakt snowboarden echt net zo makkelijk als skiën.

Publicatiedatum = 29 november 1997