Een nieuwe culturele revolutie:

CHINA geeft toeristen alle vrijheid

door THIJS JANSEN

ZHONGDIAN - Het toerisme in China ontwikkelt zich als een niet te stuiten lawine. Niet alleen de belangstelling vanuit het buitenland neemt hand over hand toe, ook honderden miljoenen Chinezen zelf overspoelen hun land op zoek naar bezienswaardige plaatsen. En die zijn er genoeg.

De bevolking van het op Canada na grootste land ter wereld is steeds vrijer om te reizen en heeft er geld voor. En in hun kielzog komen de buitenlandse toeristen, die meer en meer buiten gebaande paden treden. De Chinese overheid speelt hierop in en ontsluit steeds meer plaatsen.

Het land van de beroemde zijden kleding, spint er goed garen bij. En als een gebied vandaag de dag niet te bezoeken is, dan ligt dat eerder aan praktische problemen zoals moeilijke bereikbaarheid, dan aan de onwil van de overheid. En wat een paar jaar geleden nog ondenkbaar leek, is nu geen enkel probleem meer: op theevisite bij een Tibetaanse familie in Zhongdian.

Zhongdian is een stad in het zuid-westen van China. Tot voor kort was de streek voor westerse toeristen moeilijk bereikbaar. Ook nu nog kost een reis de nodige inspanning. Na aankomst in Kunming in China moet het vliegtuig naar de stad Dali worden genomen. Nadat daar enkele bezienswaardigheden als een pagode zijn bekeken en er een tocht over het meer Erhai is gemaakt, gaat het met de auto verder.

De tocht van Dali naar Zhongdian voert over een smalle weg, waar boeren op veel plaatsen hun graan op de rijbaan hebben gelegd, zodat het door passerende auto's en vrachtwagens wordt gedorst. Gestopt wordt onder meer bij de Tijgersprongkloof. Het is een van de diepste canyons in de wereld. De plaatselijke bevolking vertelt dat een tijger over het kolkende water naar de overkant kan springen.

Vrouwen in klederdracht fleuren hier in Lijang het straatbeeld op.

Onderweg wuift de bevolking als ze ontdekt dat er westerlingen in de auto zitten. Het Mao-pak heeft er in veel gevallen plaatsgemaakt voor kleurrijke kleding. Overal worden bezoekers welkom geheten door met behulp van onzichtbare handen gestuurde jonge vrouwen en mannen in klederdracht. Ze vermaken zich om die rare westerlingen met de in hun ogen grote neuzen.

Bij Zhongdian gaat de smalle weg over in een brede boulevard van enkele kilometers lang. Daarna wordt het voor bestuurders van wagentjes met buitenboordmotoren weer passen en meten om elkaar te kunnen passeren. Het zijn driewielers met een laadbak. De motor steekt een heel eind voor het voertuig uit en maakt het geluid van een volwaardig stoomschip.

Wie zegt bij mensen thuis een kijkje te willen nemen, wordt giechelend voorafgegaan door een welwillende gids naar een boerderij. Daar woont aan de rand van Zhongdian de familie Chuipicong. Aninu, een meisje van Tibetaanse afkomst, leidt ons naar het huis van haar oom.

Voetgangers onderweg naar het lamaklooster op de grens met Tibet en China.

Het als cadeautje meegebrachte doosje met gestampte muisjes wordt argwanend bekeken. "Rare Chinezen, die Hollanders", zie je ze denken als de tolk de tekst op het doosje met de Nederlandse lekkernij in het Tibetaans vertaalt. Voorzichtig worden natte vingers in het witte goedje met anijssmaak gedept. De Chuipicong's wonen in een karakteristieke Tibetaanse boerderij, die ligt op ruim 3000 meter hoogte in de provincie Yunnan.

Die hoogte doet een flinke aanslag op de conditie. Het nemen van bijvoorbeeld de trap in het verderop gelegen hotel gaat door de ijle lucht de eerste dagen dan ook met veel hijgen gepaard. De ruim 120.000 inwoners tellende stad en de omgeving moeten een toeristen-paradijs worden, dus koestert de Chinese overheid er zijn minderheden. De baas daar, zeg maar een gedeputeerde, wil dat de stad de mooiste uit hele omgeving wordt.

De plaats is dan ook een grote bouwput. In een warenhuis in aanbouw is een roltrap aangebracht. De automatische trap is stevig met plastic ingepakt en de plaatselijke bevolking komt elke dag kijken of de bouw al opschiet, want bijna niemand daar heeft ooit zo'n rare trap gezien. Bij de ingebruikname mag iedereen er een keertje gebruik van maken, zeggen de toeschouwers likkebaardend bij zoveel luxe.

Er wonen in de omgeving een heleboel minderheden. De provincie zelf telt bij elkaar zo'n 35 miljoen inwoners. Van wie meer dan elf miljoen mensen tot de vele minderheden behoren: Bai, Jinuo, Wa, Jingpo, Hani, Yi, Dai, Naxi en de Miao. De ene minderheid ziet er nog schilderachtiger uit dan de andere. Slechts enkele decennia geleden nog werden hun heiligdommen en alles wat afweek van de leer van Mao door de communisten in puin geslagen.

Bij de familie Chuipicong, waar we het huis mogen bekijken, is vooralsnog niets van wrevel daarover te merken. De gastvrouw schenkt een kopje boterthee in, terwijl haar oom, een Lama, (dat is een Tibetaanse geestelijke) het pakje met gestampte muisjes aan een nader onderzoek onderwerpt.

Op veel wegen op het Chinese platteland wordt koren met behulp van een passerend wagen gedorst.

Als hartig hapje wordt een zuur stuk gerookte kaas geserveerd. Het moet door de suiker worden gehaald. Door de boterthee gaat wat gemalen gepofte gerst. Het lijkt op Brinta, maar de weeïge smaak is even wennen. Het huis, dat veel weg heeft van een ouderwets Zwitsers chalet, biedt verder onderdak aan de echtgenoot van de gastvrouw, drie kinderen, wat kleinvee en een hond.

Op de nabij gelegen landerijen worden onder meer tabak, maïs en gerst verbouwd; er lopen wat varkens en yaks (Tibetaanse koeien) rond. De Tibetaanse Familie Doorsnee woont net iets buiten de stad, vlak bij het Lamaklooster Gdangsonzanlin, wat zoveel betekent als Rustplaats van de Drie Goden. Het is een van de belangrijkste kloosters van de Tibetanen en is alleen daarom al een reis er heen meer dan waard.

De monniken zijn bezig het heiligdom te restaureren. Ze krijgen daarbij steun van de Chinese overheid. Het lijkt of er op het platteland een nieuwe culturele revolutie is uitgebroken. Eeuwenoude muziek wordt weer gespeeld door oude mannen, gekleed in historische gewaden. Ze trekken in Lijiang, avond aan avond volle zalen om ze te vertolken. Lijiang ligt op circa zes uur rijden van het lamaklooster. De stad is vorig jaar getroffen door een aardbeving.

In de westerse wereld zijn daarna inzamelingen gehouden om de mensen te hulp te schieten. Als dank daarvoor heeft de bevolking voordat ze aan het restaureren sloeg, een monument aan de rand van de plaats langs de weg naar het vliegveld opgericht. Lijiang is een enorme toeristenplaats.

Er zijn zelfs valse Nederlandse rijksdaalders te koop. Ze zijn onder meer te herkennen aan de rand, die geribbeld is. Bij echte knaken staat op de rand het opschrift God Zij Met Ons. Er wordt zelfs gedateerd antiek aangeboden met het jaartal 1997. Dat wordt onze gids te gortig. Hij geeft de verkoper er in het Chinees van langs. Maar koopjesjagers pas op: Chinezen leren razendsnel.

Ze hebben ook in de gaten dat toeristen uit het buitenland vallen op klederdrachten. Die zijn dan ook uit de mottenballen gehaald. De kleding wordt nu gekoesterd. Veel vraag is er naar naïeve schilderijen die door plaatselijke boeren worden gemaakt. Ze penselen afbeeldingen naar het dagelijks leven op het platteland. Binnenkort is werk van hun handen ook in ons land te zien.

Door het gebied loopt een eeuwenoude weg naar Birma en India. Deze route was onder meer tijdens de tweede wereldoorlog voor de Amerikanen van belang om wapens aan te voeren voor de strijd tegen de Japanners. Als zogenaamde Flying Tiger's brachten de Amerikanen met hun luchtmacht welvaart. Er kwam een grote basis net buiten Lijiang.

Tijdens een boottocht op een meer bij de stad Dahli haastten Chinese toeristen zich naar een eiland met daarop een tempel.

In 1950 veroverde het Volksbevrijdingsleger van Mao het gebied en maakte een einde aan de macht van de Amerika gezinde troepen van de Kwomintang en zo werd Yunnan een provincie van de Volksrepubliek. Van de basis is niets meer terug te vinden. Dat geldt niet voor oude gebruiken, die de jaren trotseerden. Vooral op het platteland zijn enkele oude gebruiken naar onze begrippen adembenemend.

Veel mensen worden slechts drie keer in hun leven gewassen, weet een gids: vlak na de geboorte, als ze trouwen en als ze zijn overleden. Als ze niet huwen, dan weten ze volgens de gids niet eens wat wassen is. Of het waar is wat de gids vertelt, wordt niet aan nader onderzoek onderworpen. Wel is te zien dat de handen en de nagels van een kokkin, die voor ze het eten ging klaarmaken verschrikkelijk vies waren, na het bereiden van de maaltijd brandschoon zijn. Het is dan ook even slikken als de verder verrukkelijke maaltijd met stokjes moet worden weggewerkt.

Het eten met stokjes is overigens gemakkelijk geleerd. Neem wel eigen stokjes mee, want je weet maar nooit hoe en of ze worden schoongemaakt. Hotels in grote steden zijn veel beter. Ze kunnen zich meten met de internationale standaard. Dikwijls worden ze geleid door buitenlanders, bijvoorbeeld managers uit Thailand of Hongkong, dat sinds kort voor China trouwens geen buitenland meer is.

Zo goed als de vier- en de vijfsterren onderkomens in de grote steden zijn, zo gebrekkig is doorgaans de accommodatie in de kleinere plaatsen. Ook met tolken (Engels) is het vaak behelpen. Omdat deze dikwijls in groepjes opereren is er na wat heen en weer gepraat wel uit te komen. Ze leiden de bezoekers naar de meest vreemdsoortige attracties. Zelfs het Tibetaanse ziekenhuis in Zhongdian is opgenomen in een toeristische route.

De omstandigheden zijn er verschrikkelijk, maar volgens de patiënten zijn de artsen uitstekend. De zieken zijn met velen in zaaltjes bijeen gepropt. In kamertjes daar tegenover houdt de familie bij een kookpot de wacht. Buiten jaagt een verpleegster met witte doek voor haar mond met behulp van stenen regelmatig varkens van de binnenplaats.

Vrouwen houden zich op bij de ingang van een Lamaklooster. Veel plaatsen zijn daar voor het zwakke geslacht verboden gebied.

"De mensen zijn hier keihard voor elkaar", weet de 29-jarige Nic Hess uit Zwitserland. Hij bivakkeert al enkele maanden in een hotel om van daaruit in opdracht van een Oostenrijks-Zwitserse organisatie de bouw van een weeshuis te begeleiden. Er zijn in de omgeving zo'n 200 wezen, schat hij. Hess spreekt uitstekend Nederlands. Hess heeft voor hij naar China vertrok enkele jaren in Amsterdam gewoond en studeerde aan de Rietveld Academie voor beeldend kunstenaar.

"Ik was het wereldje in Amsterdam even zat en wilde wat zinnigs doen", verklaart hij zijn verblijf in China. Hij snakt naar een buidel half zware shag en zegt dat er de laatste maanden onvoorstelbaar veel in Zhongdian is gebouwd. Zo hard er beneden in de stad wordt gewerkt, zo kalm wordt de restauratie van het Lamaklooster tegen een heuvel ter hand genomen. In de mannengemeenschap heeft alles al eeuwenlang zijn eigen tijd en zijn eigen plaats.

Zo mogen vrouwen er niet in de keuken komen. Voor westerse begrippen heerst er een onbeschrijflijke chaos, die valt te vergelijken met een studentenhuis voor jongens waar al maanden niet is opgeruimd. Kleine monniken spelen er tikkertje, terwijl ouderen kolen op het vuur gooien, uit geschriften voorlezen of zitten te mediteren. Er hangt een zoetige, weeë, ranzige lucht.

Het voedsel van de monniken bestaat vooral uit melkproducten. Ook de vele kaarsen zijn daarvan gemaakt. Vanaf de weg naar het klooster is de lager gelegen stad goed te zien. Hoog boven alles uit torent het pas gebouwde enorme kantoor van de Chinese Volksbank. "Veel bank, weinig geld", schampert een Chinees.

REISWIJZER

Met Thai Airways wordt op Schiphol de reis begonnen. De tocht voert via Zwitserland naar Bangkok, waar wordt overgestapt op het vliegtuig naar de Chinese stad Kunming. Dat is de hoofdstad van de provincie Yunnan. Dat ligt in het Zuid-Westen van China.

Vanuit Kunming gaat de reis met een binnenlandse vlucht naar de stad Dali. Vanuit Dali moet de reis met de auto worden voortgezet. Na een ruim acht uur durende tocht door het 'onbekende' China wordt Zhongdian bereikt.

Van daaruit is het een klein etmaal rijden naar Lijiang. Met een binnenlandse vlucht wordt teruggekeerd naar Kunming. Thai Airways verzorgt vandaar uit geregelde vluchten naar Bangkok, van waaruit de reis terug naar ons land wordt gemaakt. Inlichtingen: SOC-Reizen in Hoofddorp: 023-5641334.

Groepsreizen naar China eenvoudiger

Een reisje naar China wordt steeds eenvoudiger, als we Sigrid Schydlowski-Scheffer van China Southern Airlines mogen geloven. Volgens de vertegenwoordigster van de luchtvaartmaatschappij in Amsterdam is het passeren van de douane in het land in het Verre Oosten meer en meer een fluitje van een cent.

"Vooral nu de betrekkingen tussen Nederland en China weer zijn verbeterd gaat het een stuk eenvoudiger", zegt ze. China Southern Airlines onderhoudt sinds november vorig jaar twee keer per week een retourvlucht tussen Amsterdam-Beijing-Guangzhou (bij Hongkong).

Na een start zonder al te veel tam-tam beginnen de Nederlandse reizigers de maatschappij te ontdekken, vervolgt ze. "Het zijn met name groepsreizen vanuit Nederland die populair zijn", aldus Sigrid. Reizen in een groep heeft volgens haar onder meer als voordeel dat alles veel soepeler gaat dan bij individuele trips.

China Southern Airlines vertrekt op de dinsdag- en de vrijdagavond om 21.10 uur vanaf Schiphol. Na een reis van tien uur arriveert het vliegtuig in Beijing. Na een uur wachttijd vliegt het toestel vanuit de Chinese hoofdstad in drie uur tijd naar Guangzhou. Inlichtingen: 020-4123120.

Air China, ook een Chinese luchtvaartmaatschappij, vliegt vanuit Amsterdam via Londen 3 maal per week rechtstreeks naar Beijing en 1 maal per week wordt een extra tussenstop via Honk Kong naar Beijing gemaakt. De vluchten van en naar Londen worden gemaakt met British Midland. Inlichtingen A.I.R. company: 020-3163467.

Publicatiedatum = 11 oktober 1997