| ||
Annapolis Royal: Beschermd tot op het bot door Nico van der Zwet Slotenmaker ANNAPOLIS ROYAL - De race naar records, de grootste, de oudste, de meest veelzijdige te willen zijn, is niet alleen een Noord-Amerikaans euvel, maar je krijgt er daar wel dagelijks mee te maken. Nog niet heb ik één stap gezet in Annapolis Royal of er wordt mij gemeld dat we hier te maken hebben met een van de oudste Europese nederzettingen in Canada. Het oudste huis van Lunenburg, het stadje dat van boerennederzetting in een vissersplaats veranderde.
In 1605 zetten een paar Franse kolonisten het al op de kaart en om u er even van te doordringen dat was twee jaar voor Jamestown in Virginia werd gesticht, drie jaar voor de stichting van Quebec en zelfs vijftien jaar voor de Pilgrims voet aan wel zetten in Plymouth Massachusetts. Zo, die zit. Dat zijn cijfers om mee voor de dag te komen. En we zijn er nog niet, want onder de naam 'order of Good Cheer' werd hier de eerste sociale club van Noord-Amerika opgericht en schreef een jonge rechter, Marc Lescarbot genaamd, met 'The Theatre of Neptune' het eerste Europese drama in datzelfde werelddeel. Bovendien werd hier in 1607 een door water aangedreven motor gebouwd en u zal het niet geloven, maar ook dat was de allereerste in... enzovoorts. Forten Omdat in die tijd de Fransen en de Engelsen het nogal oneens waren over de vraag wie het nieuwe werelddeel in zijn zak mocht steken, veranderde deze plek vaak van eigenaar en bouwde je eigenlijk alleen maar forten om ze door de tegenstander te laten innemen. Zo'n versterking was en - gelukkig - is Fort Anne dat in 1640 door de Fransen werd gebouwd in wat toen nog Port Royal heette. Fort Anne stamt uit 1640. Kanonnen houden nog steeds de wacht.
Alan Melanson leidt mij er rond en daar is weinig tegenin te brengen, want zijn voorvader was een van de eerste bewoners van Port Royal en hoewel die later door de Engelsen werd gedeporteerd, keerden zijn nazaten er terug, toen weer eens een andere vlag werd gehesen. Bij zo'n feestelijke gebeurtenis viel er wel eens een scherfje te betreuren, al bleef er toch altijd nog zoveel bewaard dat Annapolis Royal nu een van de elf nationaal-historische districten van Canada is. Beschermd tot op het bot dus. Alan Melanson doet er gelukkig niet zo ingewikkeld over en waagt zich niet aan uitspraken over hoogste, verste of mooiste, ook al niet om geen ruzie te krijgen met zijn broer die ergens anders precies zo'n fort voor de Canadese monumentenzorg beheert. Klederdracht Bij Fort Anne behoort in het voormalige officiersonderkomen een museum waar vier zeer kunstig gemaakte wandkleden de geschiedenis van deze plek vertellen. Deze historie wordt aan andere wanden nog verder uitgediept en omlijst door poppen in klederdracht die een jaartje of vierhonderd mode op de voet volgen. Een poging die me wel geslaagd lijkt, vooral om Alan er zeer smaakvol over kan vertellen. Zo moeten de eerste landverhuizers er ongeveer uit hebben gezien.
Buiten uiteraard de kanonnen en de ondergrondse onderkomens waarin de soldaten het hoofd konden intrekken als er een schip weer eens de kardoezen liet bulderen. Als je over de rand van de klippen kijkt, geloof je niet dat iemand het ooit in zijn hoofd zou halen zo goed als onbeschermd aan te vallen en volgens Alan gebeurde dat ook niet. Iedereen wist door vorige ervaringen het fort zo goed te liggen, dat men een paar mijl eerder aan land ging om een omtrekkende beweging te maken om de vestiging aan de zwakste kant aan te pakken. Ja, dat krijg je ervan als je zo familiair met elkaar omgaat. Het oudste gebouw van Annapolis Royal zal ik u besparen, ook al ziet het er aan de buitenkant aardig uit en verkopen ze er antieke scheepsbenodigdheden, die vandaag de dag zeer in trek zijn. Iedereen wil wel een oud stuurwiel in huis. Aan echt avontuur kom je in het leven niet meer toe, maar zo heb je toch nog ergens het idee dat... De
historische tuinen zijn een Aan de historische tuin van Annapolis Royal mag u overigens in geen geval voorbijgaan. De namen van alle gewassen heb ik niet onthouden en daar gaat het volgens mij ook niet om. Hoe het eruit ziet en ruikt, daar komt het op aan. 'Zou een roos...' zei Shakespeare al. Micmac-indianen Het Kejimkujik Nationaal Park is niet ver. Hier wil men mij in een smalle kano doen plaatsnemen, maar ik red me met een wandelingetje waarbij je moet opletten geen eland op zijn teentjes te trappen. De enorme dieren schrikken echter eerder van jou dan andersom en daar zullen ze hun redenen wel voor hebben. Hoewel het een prachtige dag is, tref ik alleen op wat keien in een rivier verpozende bezoekers. Dat is meestal zo. De kijkcijfers zijn niet hoog, al leidt dat er allerminst toe dat de autoriteiten er over zouden piekeren de hekken te sluiten. Dat gebeurt alleen met onze vaderlandse televisie, een dwaas fenomeen. Het Kejimkujik Nationaal Park was vroeger het domein van de Micmac-indianen die trouwens in dit deel van Nova Scotia nog wel meer gebieden bezaten. Waar nu de havenplaats Lunenburg ligt, woonden ze ook. Met dat stadje, in 1753 door een groep Duitse, Franse en Zwitserse landverhuizers gesticht, is het een beetje vreemd gesteld. Ze hadden twee dingen gemeen, hun protestantse godsdienst en hun boer-zijn. Dat eerste heeft gezien de omvang van de fraaie kerk standgehouden, van het tweede kwam niets terecht. Ze dachten rijke grond te kunnen gaan bebouwen, maar de aarde wilde onder hun handen niet tot leven komen en dus moesten ze wat anders verzinnen. Met de zee voor de deur was de keuze niet moeilijk en zo ontstonden geslachten zeelieden en vissers. En scheepsbouwers niet te vergeten. In Lunenburg liep ook de fameuze 'Bluenose' van stapel, het zeilschip dat de suprematie van Canada bij de grote wedstrijden vestigde. Zo zie je maar wat er uit een landbouwer kan groeien. En ze zagen het goed. Canada is geen land dat je je wil moet opleggen, het is en blijft gelukkig een land om naar te luisteren en om te bewonderen.
EIGEN FOTO'S |