" WIDTH="0" HEIGHT="0" BORDER="0" ALT=""> Dit verhaal is ingezonden door Stewart en Claire Wilson. (sdwilson@worldonline.nl)


Lombok

In diverse stadia van algehele uitputting liggen ze aan het zwembad, heel, heel voorzichtig bij te komen! De "rondreizigers", die Indonesie "doen" in 21 dagen. Wij, twee bedaarde huismoeders doen het anders! Rustig vanuit een vaste plek excursies maken, een boottochtje naar Gillie Air, Gillie Manor en Gillie Trawagan. Het zijn kleine atolletjes waarvoor je eerst door het regenwoud moet, dan een stukje Indische Oceaan. Niet zo lang geleden was hier alleen nog maar een handje vol lokale bevolking. Nu, helaas, filevorming van wankele plezierbootjes, kapot glas op het parelwitte strand, blikjes en veel plastic zakken. Voor de toerist die vroeg uit zijn, voor 14 nachten afgehuurde bed kan komen valt er toch nog iets te zien.

Zes Lombokanen/kezen, drie aan elke kant van een bijna oneindig touw, met aan het einde een netje. Na uren en uren zwoegen in de brandende zon, jawel, op blote voeten, wordt een beetje vis binnen gehaald. Een ondiepe kuil op het strand doet dienst als visafslag. Van daaruit gaat in een door vele generaties gebruikte, geschilferde, emaille schaal de zorgvuldig gesorteerde vis. Er wordt flink op elkaar gescholden, de een wil wat voor zichzelf, de ander wil een visje ruilen voor een vettige pet van een toerist. De commercie wint en de vis ligt, met een beetje geduld, 's avonds bij ons op het bord, kunstig opgediend en lieflijk aan tafel gebracht door een beeldschoon serveerstertje op afgetrapte, stoffige schoenen.

Wij wilden meer. Wij wilden naar een echt onbewoond eiland. Nou dat kon, want diegene die werkzaam zijn in de toeristenindustrie weten haast wel zeker dat bij ons blanken het geld 's nachts gewoon op de vochtige rug aangroeit! Na een autorit van ruim 1 1/2 uur langs sawa's wordt het steeds dunner bevolkt. Langs de haven met de roestige kranen en schepen en dan eindelijk "ons jacht". Dat ligt gewoon, half op een oor, aan een troebel watertje. Onder een afdakje met palmbladeren kruipen twee verfrommelde mannetjes. "Dat is onze kapitein" zegt onze gids in gebroken engels trots. Zijn maat heeft, net als hij, betere tijden gekend. Ze hebben het koud, bij ons loopt het water in woeste stromen van hoofd via onze rug de schoenen in. "Even benzine halen" roept de kapitein, die zijn maat opdracht geeft de buitenboordmotor te halen. De kapitein is in stemmig oranje gekleed, met bijpassende bivakmuts. Hij loopt met een plastic container naar de inmiddels geinstalleerde motor en in zijn oranje bekleedde hoofd steekt nonchalant een brandende sigaret. Vriendelijk gebarend worden wij verzocht om plaats te nemen. Het lijkt ons geen goed idee!

De hele kampong is uitgelopen. Zouden ze Oudjaarsavond hier in september vieren? Ik voel er niets voor om als gillende keukenmeid voortijdig afgeschoten te worden! Tijd dringt en wij gaan met lood in de schoenen toch aan boord. Over de hele smalle boot hebben ze de vorige nacht vast nog een paar plankjes gespijkerd en die bekleed met een stukje overgebleven kastpapier. Tegen het opspattende zeewater worden twee beddelakens opgehangen, paars, dat staat mooi bij al dat oranje! Zo, die lakens zijn straks tenminste weer schoon als ze op het bed moeten. Na nog een dik uur zijn we op het atol. Een droom, een gezinnetje woont er, dodelijk arm maar toch immens rijk want zij hebben een eigen tempel! Het is genieten, geen mens, alleen zijn met zand, zee en zon. Overal zingende vogels en na terugkeer van een briske strandwandeling worden wij leuk geanimeerd door onze bemanning, die met veel elan begint te tokkelen op de aanwezige bamboestokken. De melodie is ons niet geheel duidelijk, de geste wordt gewaardeerd.

Vlak voor ons vertrek bezeer ik mijn teen lelijk aan het koral. Met de ijzigheid van een Samorai behandel ik mijn onderdaan en ga aan boord. Eenmaal terug bij onze "aanlegsteiger" strompel ik de kampong in waar wij als helden worden binnengehaald. Onze auto is er niet. Wij worden bekeken, geaaid, van alles wordt ons aangeboden inclusief het zondagse slaapmatje, maar bovenal kregen wij warmte en gastvrijheid! Aan alles komt een eind en zo gaan wij richting hotel. De volgende dag ga ik toch even bij de dokter langs, achterop de bromfiets van onze gids, met unisex helm op de "genezing" tegemoet. Bij binnenkomst in het plaatselijke lazaret lijkt het wel de wederopstanding. Alles wat ligt, hangt of gedragen wordt staat plotseling op en kijkt mij met open mond aan. Bij de dokter gaat het er nog vreemder aan toen. Na een diagnose van "amputeren maar", waartegen ik mij vriendelijk doch ferm verzet, gooit de wetenschapper het over een hele andere boeg. "Komt u uit Holland? Ja? Kent u Anneke Gronlo? Ik wel, ik zing namelijk!" Ik stakker via Brandend zand en Paradiso voorzichtig naar buiten, met een recept voor antibiotica!. Bij het afscheid vraagt hij of ik geld over heb. "Hoezo" vraag ik, "ik heb u toch al betaald?" "Jawel" zegt de dokter, "maar ik moet mijn kinderen naar school sturen en mijn vrouw is geen schoonheid!" Als ik niet over mijn hart strijk mag ik 's avonds toch naar de Holiday Inn komen, daar treed hij op als zanger.

Vrolijk zwaaiend met Brandend zand en Paradiso verdwijnt hij, schijnbaar toch gelukkig! Via de kampong, een zilverfabriek, een parelfabriek en een kippefarm ga ik terug naar mijn hotel met de gids nog steeds als bestuurder. Bij het hotel drukt de hij mij een papiertje in de hand. Hij blijkt het idee van de arts overgenomen te hebben. Het is een vlugge leerling, zelfs zijn bankrekeningnummer staat er op! "So I can buy more chickens, I pay you back!" roept hij nog ter verduidelijking, zwaait vriendelijk en verdwijnt. "Don't forget me" roept hij nog, nee, hou zou ik dat nou kunnen? Iedereen kijkt naar mij uit, was zo lang weggebleven! Ja, wat dacht je, ik heb een "wereldreis" gemaakt. Hoezo "Indonesie in 21 dagen" dat doen wij toch in een dag!