ROA-rapport concludeert:
Mbo'er
blijft gewilde kracht
door
MARIANNE JANSSEN
MAASTRICHT/
SOEST Gediplomeerde schoolverlaters van het middelbaar
beroepsonderwijs mbo krijgen, ondanks de stijgende werkloosheid,
nog steeds bijna allemaal een baan. Eind 2002 was 96,7%
van de leerlingen die in 2001 van school kwamen, bij
een werkgever onder de pannen. Die werkgevers zijn wel
voorzichtiger dan tijdens de hausse op de arbeidsmarkt.
Want veel van de jonge krachten kregen een tijdelijk
contract. Een ruime meerderheid van de schoolverlaters
was desondanks zeer tevreden. Als ze opnieuw moesten
kiezen, kozen zij voor dezelfde opleiding.
Deze
en duizenden andere gegevens zijn afkomstig uit het
rapport 'De arbeidsmarkt voor mbo-schoolverlaters: nu
en straks' editie 2003. Met dit ROA-onderzoek geeft
de organisatie jaarlijks een beeld van de perspectieven
voor mbo'ers in goede en kwadere tijden.
Kwadere
tijden
We
zijn al sinds meer dan een jaar in zulke 'kwadere
tijden' verzeild geraakt. Bedrijven maken niet meer
vanzelfsprekend winst, en met het dalen van de jaarcijfers
haalt men de 'efficiency-bezem' door het personeelsbestand.
Afgestudeerden
van het mbo blijken daar wel iets, maar toch niet
opzienbarend veel van te merken. |
|
Wie
te horen krijgt dat het werkloosheidspercentage anderhalf
jaar na het behalen van het mbo-diploma sinds het vorige
onderzoek bijna verdubbeld is, zou gigantisch kunnen
schrikken. Wie daar de cijfers naast zet, een werkloosheidsstijging
van 1,8 naar 3,3%, herademt. Alles is relatief.
Ook
de voorzichtigheid onder werkgevers laat zich in cijfers
vertalen.
Zo
kreeg gemiddeld 16% van de mbo-schoolverlaters, met
name de gediplomeerden niveau 1 en 2, een tijdelijk
contract, terwijl dat daarvoor slechts 6% betrof. Dat
heeft ook te maken met het feit dat vrij veel mbo'ers
in conjunctuurgevoelige beroepen werken: 40% van de
technisch opgeleide mbo'ers bijvoorbeeld. De bouw, maar
ook de horeca en de zakelijke dienstverlening drijven
nu eenmaal op de golven van de conjunctuur.
Niet
werkloos, maar...
Gevolg
is niet dat de afgestudeerden werkloos worden. Ze krijgen
vaker flexibele contracten, de lonen in de sector stagneren
of de afgestudeerden accepteren een eerste baan beneden
hun niveau of zelfs buiten hun richting. De jongeren
zelf zitten daar niet zo mee.
De
werkgelegenheid voor zorg, agrarisch en economisch opgeleiden
blijkt veel minder conjunctuurgevoelig. De onderzoekers
van het ROA zijn trouwens van mening dat zodra de markt
weer aantrekt het allereerst de mbo'ers zijn die daarvan
zullen profiteren, meer dan andere groepen op de arbeidsmarkt.
Tijdens
de rooskleurige jaren verdienden de mbo'ers meteen als
ze van school kwamen een goed salaris. Maar ook daar
is de rek eruit. Niet alleen kwam de loonstijging voor
schoolverlaters tot een eind, de starterslonen daalden
zelfs met bijna 4% ten opzichte van 2001.
Lagere
niveau´s in de verdrukking
Tenslotte
hebben de hoogst opgeleide mbo'ers nog steeds de beste
vooruitzichten.
De
beroepsopleiding kent vier niveaus. Wie een diploma
niveau 3 of 4 heeft, hoeft zich niet of nauwelijks zorgen
te maken. Voor de opgeleiden van de niveaus 1 en 2 ziet
de toekomst er minder florissant uit. Juist het feit
dat ook de hoger opgeleiden in de kwetsbare sectoren
(techniek) door de situatie op de arbeidsmarkt vaak
genoodzaakt zijn te starten op een lager niveau, komen
de 1'ers en 2'ers in de verdrukking. Zij worden als
het ware naar beneden toe de markt van de geschoolden
afgeduwd naar de secundaire arbeidsmarkt voor niet-
of nauwelijks geschoolden. Wie de mogelijkheid, de capaciteit
en de energie heeft na het behalen van het diploma niveau
1 of 2 door te studeren, doet daar dus heel wijs aan.
Wie
deed wat
Het
onderzoek werd, onder leiding van drs. Patrick van Eijs,
op verzoek van de Bve-Raad uitgevoerd door het Researchcentrum
voor Onderwijs en Arbeidsmarkt van de Faculteit der
Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde van de Universiteit
Maastricht. De Bve-Raad is de landelijke brancheorganisatie
van onderwijsinstellingen voor beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
en vertegenwoordigt ruim 600.000 deelnemers en 46.000
werknemers.
|