|
Veiligheid laat in Liverpool de harten spreken De ramp van Hillsborough betekende de dood voor 95 Liverpool-fans èn voor hun geliefde staantribune. Britten houden de KOP erbij door Bert Dijkstra - LIVERPOOL, zaterdag Het volk op The Kop heeft geen idee. Brian Hall, ex-prof uit de dagen dat Liverpool F.C. grossierde in hoofdprijzen en tegenwoordig sociaal werker in dienst van de club: "Tijdens Operation Anfield gaan alle toegangshekken van Anfield Road in dertig seconden automatisch en gelijktijdig open en dicht. Daar merken de mensen niets van, want het gebeurt als zij naar het voetbal kijken." Een test dus, die met de regelmaat van een repeteerwekker week in week uit wordt afgewerkt in alle Engelse stadions. Zoals de voetbaltempels ook zwaar behangen zijn met camera's, waarmee tot onder de stoeltjes op rij 48 ingezoemd kan worden. Gezagdragers regeren de tribunes vanuit videokamers en in Anfield is zelfs een speciale computerruimte, waarin exact kan worden afgelezen hoeveel mensen in hoeveel tijd de poorten passeren, zodat onmiddellijk kan worden ingegrepen als het tempo achterin de rij hoger ligt dan voorin de menigte. De les van Hillsborough: nooit meer zullen levende wezens elkaar dooddrukken rond een voetbalveld. De les van de Heizel: nooit meer mogen losgeslagen hooligans voor dood en verderf kunnen zorgen. Nooit meer mogen de vaders en zonen van The Kop klem komen te zitten tussen wanhoop en paniek. De poorten achter hen blijven goed geolied, vóór hen mag geen hek te zien zijn. Zéker niet in Liverpool, waar het volk tot bloedens toe wordt getreiterd door de ironie van het lot. Ook nu nog. Neem alleen al De Spionkop, The Kop in de volksmond en onverstoorbaar het symbool van de Britse voetbalbeleving. Na Hillsborough (95 slachtoffers) oordeelde rechter Taylor in zijn rapport: alle staanplaatsen moeten verdwijnen. De dood van hun dierbaren betekende voor de fans van Liverpool dus ook nog eens de dood van hun dierbaarste bezit: The Good Old Kop. Vijf jaar geleden stonden we met Brian Hall (pas twee weken bezig met zijn nieuwe baan) op hetzelfde heilige gras van Anfield, kijkend naar de vermaarde staantribune. "Straks", sprak de oud-speler, "beleeft het volk van Liverpool weer een begrafenis. Ja echt, zo voelen ze dat hier: wéér een begrafenis. De begrafenis van The Kop." Het werd een 'teraardebestelling' in de stijl van de stad Liverpool. In de stijl dus van de hoop. Nog één keer met z'n allen als pieren in een pot staan achter het doel, luisterend naar een nostalgisch popconcert met jaren '60 muziek. Beatles, Mersey-beat. Ook typisch Liverpool FC: van de opbrengst mochten 15 geestelijk gehandicapte kinderen uit de stad naar het WK in de Verenigde Staten. De 20.000 pond die overbleef ging naar dakloze pubers. De eerste bulldozer was The Kop nog niet te lijf gegaan, of de club werd bestookt met duizenden aanvragen voor brokken steen van de tribune. Het bracht Brian Hall op een idee, dat weer eens naadloos aansloot bij de ironie van het lot. Het puin van The Kop, indirect veroorzaakt door het bloed van Hillsborough, zou mensenlevens kunnen redden. Een container met brokstukken werd geschonken aan het Royal University Hospital. Opbrengst van de veiling: 200.000 pond. Na de begrafenis volgde de wedergeboorte. De nieuwe Spionkop heeft 12.500 stoeltjes en ademt zelfs zonder mensen die typische warmte uit van het Britse voetbal. Voor twee pond meer zítten de scousers, de echte fans, nu achter het doel en de sfeer heeft er nauwelijks onder geleden. De zangkoren bleven massaal en doordringend, maar worden nog slechts zelden ontsierd door grove beledigingen. Brian Hall: "Idioten moeten kunnen bewegen, kunnen vluchten, kunnen weglopen voor hun wangedrag. Dat kan nu niet meer. Het zijn zware tijden voor de idioten." Onder de tribune huist een McDonalds en er staan grote vuilnisbakken. Hall sloeg stijl achterover toen hij na een wedstrijd zag hoe de bakken vol en de vloeren schoon waren. Een uniek tafereel in een voetbalstadion. "Ik durf te beweren dat je in Liverpool nergens een veiliger plekje vindt dan op zaterdagmiddag in Anfield." En toch: idioten sterven niet uit. Zoals weer eens bleek na de (verloren) Cupfinal op Wembley, waar een onverlaat met Liverpool-petje Eric Cantona in het gezicht spuwde. Voer voor de upper-ten uit rijkere streken, die blijft roepen dat voetbalsteden als Liverpool en zeker ook Newcastle beheerst worden door tuig-van-de-richel. Doodziek worden ze er van, aan de Mersey, waar de trots op de door werkloosheid, drugs en leegstand getroffen stad onvoorstelbaar groot is gebleven. Veiligheid is belangrijk, maar zeker niet van grotere waarde dan het imago van Liverpool. Logica van een buitengewoon sociale voetbalclub: als je ook de jeugd uit de probleemwijken zover weet te krijgen dat ze zich in naam van hun club correct gedraagt, heb je straks geen veiligheidsmaatregelen meer nodig. Daarom komt een pracht-plan van Mike Hopper ook als een geschenk uit de hemel. Hopper, onderwijzer ten tijde van de Hillsborough-ramp en tegenwoordig intensief bezig met voetballende schooljeugd, bedacht dat het aardig zou zijn om de jeugd lezen en schrijven te leren in een voetbalstadion. Hall reageerde enthousiast en ook bij stadgenoot Everton zijn ze positief. Kort samengevat komt het project neer op: kinderen (bij voorkeur kansarme, uit ontwrichte gezinnen) les laten geven door Mike Hopper. Rekenen leren op een stoeltje op The Kop. Het veld is zoveel meter lang, zoveel meter breed. Hoeveel vierkante meter gras ligt er in Anfield? Als Robbie Fowler er tegen Man. United drie inschopt, tegen Arsenal twee en tegen Blackburn Rover vier, hoeveel doelpunten heeft hij dan in totaal gemaakt? Leerboekjes vol voetbal; Anfield als klaslokaal. De naam is er al (Liverpool Football Club Education Centre), aan de invulling wordt hard gewerkt. Hopper stond zelf op The Kop toen het nog gebruikelijk was dat 30.000 fans na ieder (bijna) doelpunt als een levende golf richting achterlijn spoelden. Viel er eentje in het gedrang, dan werd hij over de hoofden van de massa naar de ziekenauto gedragen. Een dag na Hillsborough besloot hij dat er voor de jeugd van Liverpool maar één goed medicijn zou zijn tegen het verdriet: voetbal. Dezelfde week nog zorgde hij ervoor dat op het verpauperde schoolvoetbalcomplex in Penny Lane een toernooitje werd gespeeld. Nu, vele tranen later, rijdt hij ons langs de opgeknapte Albert Dock (de tweede trots van de stad), via de Ottens Pool-promenade en probleemwijk Toxteth (gemiddeld één drugsmoord per dag) naar Penny Lane, het Victoriaanse straatje-van-een-cent, dat door The Beatles wereldberoemd is gemaakt. "In Penny Lane there is a barber showing photographs, of every head he's had the pleasure to know." Die kapper is er nog (Tony Slavin). Het voetbalcomplexje van de schooljeugd ook, zij het krakend van ouderdom en achterstallig onderhoud. Hopper en zijn broeders laten de keet met opzet verrotten, zodat het stadsbestuur eindelijk een nieuw onderkomen moet bouwen. Het belang van het domeintje wordt door niemand in de stadsraad onderschat. Daar zorgt Frank Cogley, onderwijsdirecteur van Liverpool, wel voor. Na de burgemeester en bisschop Sheppard (ex-cricketinternational) de belangrijkste man van de stad, Cogley. "Voetbal heeft hier altijd de kans geboden op een beter leven, dat weten ook de bestuurders. Prof zijn blijft het ideaal. Betaald worden voor iets dat je zo graag doet, is in een arm gebied als dit op zich al rijkdom." Paar straten verderop is Jim Milne, hoofd van de Mospitts-school, net terug van een tripje naar Nederland. Met jochies van tien tot veertien, de schoolselectie van Liverpool, was hij uitgenodigd voor een jeugdtoernooi in Almere. Voor de tiende keer en dat stemt hem buitengewoon trots. "Als je zo vaak wordt gevraagd, is er sprake van respect. Dit is ons antwoord op het hooliganism; deze jongens zijn de kleine ambassadeurs van de stad, van het voetbal." Robbie Fowler was één van hen en ook Steve McManaman en Evertons Tony Grant reisden met Milne naar Nederland. Fowler groeide op in Toxteth en is het levende bewijs dat voetbal een reddingsboei kan zijn. Brian Hall beseft dat. Vijf jaar geleden was hij de eerste die zich in naam van de club met de gemeenschap ging bezighouden. Inmiddels staat hij aan het hoofd van een team van vijf man, continu bezig om iets terug te geven aan het volk van Liverpool, dat de club groot heeft gemaakt. "Als voetballer heb ik hier prachtige tijden beleefd, maar mijn nieuwe baantje bezorgt me minstens zoveel kippenvel." Tijdje geleden hoorde hij dat geestelijk gehandicapte kinderen hun jaarlijkse musical-uitvoering zouden geven voor ouders en kennissen. "Waarom komen jullie niet naar Anfield om Mary Popkins te spelen?" zei hij. "Kunnen die kleine acteurs zich omkleden in de kleedkamer van hun idolen." Het werd een avond vol emoties. Hall: "M'n vrouw stond te janken als een klein kind." Dikke tranen, ze blijven vloeien in Liverpool. Maar lang niet altijd meer als symbool van verdriet. |
|