" WIDTH="0" HEIGHT="0" BORDER="0" ALIGN="RIGHT" ALT="">

Ouderen met pensioen van ƒ40.000 gaan er op achteruit

Kabinet weigert garantie voor behoud koopkracht

Het kabinet is er als de dood voor om de koopkracht van wie dan ook nog te garanderen. Dat blijkt uit de 'Sociale Nota' van minister De Vries (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) en zijn staatssecretarissen Hoogervorst en Verstand.

Het vorige kabinet was een jaar geleden zeer optimistisch over de koopkracht. Toen de loonstrookjes in januari bij veel mensen tegenvielen, moest de overheid echter met de verkiezingen in aantocht diep in de buidel tasten om de ontevredenheid weg te masseren. De rekening liep op tot ƒ850 miljoen.

Met veel slagen om de arm voorspelt het kabinet dat de koopkracht van de meeste inkomensgroepen er op vooruit gaat. Een uitzondering daarop vormen de alleenstaande bejaarden met een fors aanvullend pensioen van rond de ƒ40.000 en hoger. Deze groep staat licht in de min.

De schuld daarvoor schuift het kabinet gelijk door naar werkgevers en werknemers. Die zijn namelijk verantwoordelijk voor de aanvullende pensioenen. Als die pensioenen de stijging van lonen en prijzen niet bijhouden, kun je dat ons niet verwijten, zegt het kabinet.

Gehuwde bejaarden houden netto minder over bij een aanvullend pensioen van ƒ50.000 en hoger. Dat komt, behalve door de pensioenen, door een stijging van de ziektekosten. Door het gelijktrekken van de premie voor de standaard pakketpolis voor mensen boven en onder de 65 is deze groep meer geld kwijt.

De meeste inkomens boven het minimum gaan er met 0,75% in koopkracht op vooruit. Na jaren van lastenverlichting gaan de lasten van de burgers volgend jaar met ongeveer ƒ0,5 miljard omhoog. Maar omdat de lonen met gemiddeld 3% stijgen, houden de meeste mensen toch meer geld over in hun portemonnee.

De mensen rond het minimum houden iets meer over: tussen de 1 en 1,5% erbij. De uitkeringen worden opnieuw volledig gekoppeld aan de lonen, terwijl de eerste belastingschijf voor de laagste inkomens daalt. Over de eerste ƒ15.000 wordt volgend jaar 35,75% betaald, en over de ƒ33.175 nog eens 37,05%. Dit jaar is het tarief van de eerste schijf 36,35%.

De algemene ouderenaftrek gaat omhoog met ƒ145 en de aanvullende ouderenaftrek met ƒ115. De zelfstandigenaftrek stijgt met ƒ285. Voor mensen in het ziekenfonds wordt het eigen risico afgeschaft. De nominale premie gaat echter met in totaal ƒ140 per volwassene omhoog terwijl de procentuele premie ook stijgt. Bovendien worden water, gas en licht duurder.

Voor de lagere inkomens trekt het kabinet volgend jaar op verschillende manieren extra geld uit. Aan huursubsidie wordt ƒ25 miljoen extra besteed. Drie miljoen huishoudens die thuiszorg nodig hebben, profiteren van de afschaffing van het inschrijvingsgeld van ƒ55.

De tegemoetkoming voor studiekosten wordt uitgebreid. Voortaan kunnen de inkomens tot ongeveer ƒ60.000 voor vergoeding van lesgeld en leermiddelen in aanmerking komen. Die grens ligt nu nog op ongeveer ƒ40.000.

Wat de koopkracht betreft wil het kabinet alleen nog verantwoordelijk zijn voor het effect van overheidsmaatregelen. Een garantie voor de koopkracht voor elk individu valt niet te geven. Dat geldt vooral voor de mensen boven het minimum. De overheid heeft nu eenmaal weinig invloed op loonsverhogingen, de prijzen, of iemand een baan krijgt of promotie maakt, of de stijging van pensioenen.