Ouderen moeten langer blijven werken
Vut-regeling wordt onbetaalbare luxe
Vroeger stoppen met werken lijkt binnenkort definitief tot het verleden
te behoren, tenzij Nederlanders met een lager inkomen genoegen willen nemen.
De 'luxe' van riante vut-regelingen kan Nederland zich niet langer permitteren
is de harde boodschap van het kabinet.
Minister Melkert en staatssecretaris De Grave (Sociale Zaken) willen in
hoog tempo de 'stille reserves' op de arbeidsmarkt aanboren. Ook vrouwen
en mensen met een uitkering moeten meer aan het werk.
Als na 2010 de geboortegolf-generatie 65 wordt, zullen de kosten van aow
en pensioenen oplopen. Die kosten moeten door de werkenden worden betaald.
Hoe meer mensen er werken, des te gemakkelijker dat gaat. Bovendien kunnen
tekorten op de arbeidsmarkt worden voorkomen als meer mensen zich aanbieden.
Oudere werknemers stoppen echter in groten getale vroeg met werken. Van
alle Nederlandse mannen van 55 tot 64 jaar was vorig jaar 40% nog aan het
werk. In 1983 was dat nog 50%. Met name mensen met een lage opleiding stoppen
vroeg.
Door de vergrijzing maken oudere werknemers een steeds groter deel uit van
het totale aantal mensen dat kan werken. Nu is de groep 55-64 nog 15% van
het totaal, maar in 2020 zal dat zijn gestegen tot 24%. Als het zo blijft
dat ouderen vroeg stoppen, zal het werkende deel van de beroepsbevolking
dalen van 64% nu tot 60% in 2020.
Zelfs in voorzichtige toekomstvoorspellingen van de economie zal het aantal
mensen met werk echter gaan groeien. Daaruit volgt dat oudere werknemers
langer aan het werk zullen moeten blijven. Melkert en De Grave willen daarom
dat het minder makkelijk wordt om oudere werknemers te laten afvloeien.
Een bedrijf dat een werknemer in de wao laat verdwijnen, zal daarvoor worden
gestraft met een hogere premie. Het kabinet denkt nog na of dat bij de ww
(werkloosheid) ook mogelijk is.
Verder worden in cao's steeds vaker afspraken gemaakt die de vut vervangen
door een pre-pensioen dat door de werknemer zelf wordt betaald. Omdat pre-pensioen
duur is, betekent dat meestal dat de leeftijd waarop iemand kan stoppen
omhoog gaat. Daarnaast komt er van overheid, werkgevers en vakbeweging een
groot offensief om werknemers te scholen. Geschoolde werknemers hebben meer
kans om aan het werk te blijven of om ander werk te krijgen. Het kabinet
trekt 235 miljoen uit als fiscale aftrek voor bedrijven die de scholing
van hun werknemers betalen. Melkert en De Grave zien graag dat werknemers
van boven de 40 jaar daarvan gebruik gaan maken.
Daarnaast gaat het kabinet door met het stimuleren van laagbetaalde banen.
De aftrek voor werkgevers die iemand in dienst hebben tot 115% van het minimumloon
wordt verdubbeld tot 3660. Met de al bestaande aftrek van 4500 voor langdurig
werklozen, komt de totale aftrek voor een laagbetaalde werkloze daarmee
op 8160. Dat is meer dan de werkgever vroeger aan belastingen en premies
betaalde.
"Werken moet minder kosten en meer lonen", vindt Melkert. Er komen dan ook
meer stimulansen voor werklozen om een baan te vinden. Het arbeidskostenforfait,
een belastingaftrek voor werkenden, gaat omhoog. De aftrek voor alleenstaande
ouders gaat van 6% naar 12%. De regeling voor de 'witte werkster' wordt
uitgebreid: voor 17,50 per uur kunnen werklozen bij particulieren gaan
schoonmaken. Daarvoor geeft Melkert een loonkostensubsidie van 19.000 per
werkloze.
Om de toekomst van de aow te verzekeren stort het kabinet dit jaar 750
miljoen en volgend jaar 1,5 miljard in het nieuwe aow-fonds. De aow-premie
gaat omhoog naar 16,5%, hoewel het kabinet vorig jaar nog beloofde de premie
op 15,4% te bevriezen.
|