AOW blijft gekoppeld aan lonen Versobering pensioenen nodig door vergrijzing In het jaar 2035 telt Nederland vier miljoen mensen boven de 65 jaar: twee keer zoveel als nu. Maken de 65-plussers nu 13% van de bevolking uit, over veertig jaar zal dat 23% zijn. Het kabinet stelt daarom maatregelen voor om de kosten van de aow en de pensioenen in de hand te houden. De maatregelen zullen overigens nog niet in deze kabinetsperiode, die loopt tot 1998, worden ingevoerd. Bovendien gelden ze niet voor de al betaalde premies of voor mensen die nu al pensioen trekken. De pensioenvoorziening blijft een 'drietrapsraket'. Als basis dient de aow, waarvan het kabinet de toekomst wil garanderen. Daar bovenop komt het aanvullende pensioen dat voor de meeste werknemers is geregeld via het collectieve bedrijfstak- of ondernemingspensioenfonds. Ten slotte zijn er nog individuele regelingen als lijfrentes. Voor de aow stelt het kabinet voor om die ook in de toekomst aan de lonen te blijven koppelen. De aow-premie mag echter niet hoger dan het huidige niveau: 15,4% over de eerste belastingschijf. Wat de aow-fondsen in de toekomst tekort komen zal worden bijgepast uit de schatkist. Daar is in de toekomst ruimte voor omdat de premies voor de uitkeringen omlaag kunnen. Bovendien hoeft de Nederlandse staat minder rente te betalen omdat de nationale schuld wordt teruggedrongen. Het bijpassen van de aow uit de belastingen vindt het kabinet een beter idee dan het verhogen van de aow-leeftijd. Dan zouden namelijk de kosten van de vut en de wao automatisch omhoog gaan. Wel vindt het kabinet dat mensen vrijwillig voor een hogere aow-leeftijd moeten kunnen kiezen. Het kabinet is tegen het idee om de aow-premie ook over de tweede en derde belastingschijf te heffen. Dan betalen mensen met een hoog inkomen namelijk te veel premie in verhouding tot de uitkering, die voor iedereen gelijk is. Het kabinet ziet een 'schommelfonds' nu extra premie betalen voor de uitkeringen later niet zitten: duur, en dus slecht voor de werkgelegenheid. Ingrijpen Voor de meeste werknemers maakt dat in de praktijk niet veel uit, denkt het kabinet. Wel gaat het schelen voor mensen die snel carrière maken. Zij betalen nu eigenlijk te weinig pensioenpremie om 70% van hun laatste loon op te brengen. Het verschil wordt in feite bijgepast door de mensen met een gemiddelde carrière. De tweede belangrijke stap bij de pensioenen is dat werknemers niet langer verplicht worden om boven een bepaalde grens (het maximum-dagloon voor de werknemersverzekeringen) pensioenpremie te betalen. Die grens zou nu ongeveer bij 78.000 liggen. Dat geld kunnen ze dan ergens anders aan besteden als ze dat willen, bijvoorbeeld het kopen van een huis. Uiteraard zal het pensioen dan lager uitvallen. Voor mensen die toch nog een hoger pensioen willen, zijn de fiscaal aftrekbare lijfrentes beschikbaar. Overigens wordt het mogelijk om een pensioen in 35 jaar op te bouwen. Nu is dat nog een termijn van 40 jaar, waardoor veel mensen in de praktijk niet aan een volledig pensioen toekomen. De 'flex-werkers' die nu regelmatig buiten de pensioenregelingen vallen, gaat het kabinet de helpende hand toesteken. |