SAN
FRANCISCO - Een doorsnee brein verschilt in niets
van dat van een geniale wiskundige. Iedereen beschikt
over dezelfde wiskundige basisinstrumenten. Het
verschil zit hem in het abstractievermogen en vooral:
oefening, zo meldde maandag de internet-nieuwsdienst
Hotwired.
De
stelling werd verdedigd door Keith Devlin op een
wetenschappelijk congres in San Francisco. Kevlin,
zelf een wiskundige en decaan van de wetenschapsfaculteit
van Saint Mary's College in Californië, schreef
onlangs het boek The Math Gene (Het Wiskundegen)
over de oorsprong van het menselijke wiskundig denken.
Alle
breinen zijn gelijk, zo luidde de kernboodschap
van Devlins betoog. Wie voor elementaire rekensommetjes
in paniek naar de rekenmachine grijpt, beschikt
desondanks over dezelfde wiskundige capaciteiten
als een rekenwonder.
De
meeste wiskunde is ten hoogste enkele duizenden
jaren oud, en wat op de universiteit wordt aangeleerd
dateert vaak van minder dan driehonderd jaar geleden,
zei Devlin. Niets wijst erop dat de hersenen de
laatste duizend jaar plots ingrijpend veranderd
zouden zijn. Dat impliceert dat wiskundig denken
een amalgaam is van negen mentale basisfuncties.
Die basiskennis verwierven onze voorouders honderdduizenden
jaren geleden om te overleven in een vijandige omgeving.
Een
van die basisfuncties is nummergevoel, het vermogen
om in een oogopslag te bepalen hoeveel elementen
een kleine groep bevat. Dat was uiterst handig wanneer
beslist moet worden een vijandige stam aan te vallen
of te kiezen in welke boom het meeste fruit hangt.
Toen onze voorouders nog door de bomen slingerden,
beschikten ze ongetwijfeld ook al over vergevorderde
ruimtelijke inzichten.
Enig
inzicht in relaties was onontbeerlijk om in een
groep sociaal te functioneren. Gevorderde wiskunde,
zoals het vermogen om te tellen, ontstond vermoedelijk
pas later. Wetenschappers vermoeden zo'n 75.000
tot 200.000 jaar geleden, samen met het taalvermogen.
Waaraan
ligt dan het verschil tussen een wiskundig genie
en een gewone sterveling ? Volgens Devlin zijn wiskundigen
beter dan gemiddeld in het concreet maken van abstracte
theorie. Zo kan de plot van een soap oneindig veel
ingewikkelder zijn dan een wiskundig bewijs, maar
toch voor vele mensen begrijpelijker omdat het om
concrete situaties gaat. De enige manier om dat
abstractievermogen te ontwikkelen is oefenen, oefenen
en nog eens oefenen, besluit Devlin, een beetje
zoals het leren bespelen van een muziekinstrument.